Besmette Stad

Fluistergesprek tussen Dans en gebaar

Nassar Yahya

Datum 27 oktober 2021
Door
Nassar Yahya

Nassar Yahya deed mee aan de open oproep waarvan de opdracht luidde: formuleer een artistiek antwoord op het laatste gedicht uit Paul van Ostaijens Bezette Stad. Met 'Fluistergesprek tussen Dans en gebaar' bemachtigt hij als één van de drie winnaars een plek in Besmette Stad. 'Ik word gebeld door het huis van rouw: ontmoeten?' Nassar schreef de tekst oorspronkelijk in het Arabisch; die vind je onder de Nederlandse vertaling van Sumai Yahya.| Nassar Yahya nahm an der offene Auffordering teil, deren Auftrag lautete: eine künstlerische Antwort auf das letzte Gedicht aus dem Gedichtband "Besetzte Stadt" von Paul van Ostaijen formulieren. Mit „Fluistergesprek tussen Dans en gebaar“ ist er einer der drei Gewinner, die sich einen Platz in "Besmette Stad" ("Befallene Stadt") sichern. ‚Ich bekomme einen Anruf aus dem Trauerhaus: Treffen?' Nassar schrieb den Text ursprünglich auf Arabisch; Sie finden es unter der niederländischen Übersetzung von Sumai Yahya.

William Faulkner, de Amerikaanse schrijver, schreef:
“Literatuur werpt een speciaal licht op de donkere gang van ons aardse verblijf.”
En deze gang wordt steeds donkerder, naarmate de uitwegen uit rampen of epidemieën die onze dagelijkse routine bedreigen, smaller worden.
We zijn nu in het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw, en plotseling bevinden wij onszelf op een plek vol met hoop, die zich opnieuw aanpast en vernieuwt.
Kreten herhalen zich ten aanschouwe van de nieuwsberichten en de tv-netwerken:
“Het is een epidemie als geen ander, die  het bestaan van de bewoners op deze planeet bedreigt met uitsterven, maar geleidelijk!?”
Ik kijk naar de echo:
in een zwak licht, ontstaan uit de weerklank van vrees en rusteloosheid
tekenen de horizonten hun tirannie terwijl wij afwachtten als in een delirium, tussen het ontwaken en de uren van de afwezigheid.
Ik ben niet op deze aarde geroepen om in een hol te wonen
………………… schreeuwt de mens?
En Job heeft het al gezegd:
“Waar ik bang voor ben, overkomt mij nu en wat me angst aanjaagt beheerst me. 
Ik heb geen rust. Ik zit vol verwarring.”
Een andere tafelgenoot in het café fluisterde:
“Geef mij de schuld niet, mijn vriend,
voor het pad dat ik nam.
Tussen de oevers van dove steden, vertrek je met je letters langs de voorbijgaande stations.”

Ik word gebeld door het huis van rouw: ontmoeten?
En ik lig op de stoep, lang wachtend op een droom...
Het is het geheugen van het bloeden, het voordragen van de droom bij de nachtelijke ontmoetingen, omhelsd door de sjaal van slaperigheid. Het puin waar de weg niet doorheen kon...
Kreupel noem ik mijn namen, als een bijna gesloten deur die uitgeput is van de vele sloten... En ik, de immigrant, slaapwandel door mijn verlaten stilte...
Ik laat mijn herfst nog niet buigen voor de antieke schaduwen van de winter...
als de snaar van een vogel die het gezang achter zich liet...
“Dit is je leven,” zei de vogel tegen mij. “Zonder jezelf af, samen met de versleten oevers waar je samenkomt met...”
Maar ik roep vogels aan, omringd door een donkere nacht.  
Ik herinner me mijn verweesde stad, voor de straal van pijn insloeg.
In die stad van mij verlangde ik naar verlossing wanneer de zee mij benaderde,
in boten die misschien op hun stranden zouden aankomen?

/De nacht stond op het punt in te storten/
De schreeuwen van de dag begonnen met hun dagelijkse woorden:
woeste zwepen op hoorns, “bommen van dood en gas!”

Dan luister ik naar een fluit, gemaakt van een maan die zich ver van de stralen van een brandende zon probeert te openbaren.
Ik slaapwandel tussen de vleugels van de psychose van een eeuwige nacht...
En toen een andere oever boven mij uitsteeg
minachtte ik, de bezwaarde, mijn droom.
De spiegels van rottende schaduwen...
De desoriëntatie schaterde naar een paradijselijk hol,
dat een snaar werd in een zoemend lied...
En de weg liep traag.
Tussen de tassen van een verbrijzeld verleden
verdronk hij zijn ochtenden in de duisternis van de verbranding.

Toen jouw verschijning mij bezocht tijdens de eerste koffie, dronk ik de herinnering aan een veranda op, aan een antieke beek die mij verliet...
Er werd gezegd:
“Laat het water niet overlopen door de stilte van de maagden...” en waarna je ze beschimpt...
De woorden werden gestameld als boomtakken nat door de wind.

Ik zag “de waan”  heersen over de mensen om mij heen.
De vrees verzamelde zich als forse gevleugelde wenkbrauwen,
net als de vleugels van een kraai die plotseling wapperen,
in het midden van de eerste regel van een verhaal dat ik niet zou schrijven.
Geen schuldgevoel door woorden.
Maar de boze vonken hebben ogen die stralen vanachter de met stof bewolkte horizon
en de vrees is als een boom met armen boven mijn schouders,
die kraaien werpt. 
Heb ik gezegd dat ik ril?
Nee...
Het zijn zwarte vleugels die in mijn borst klappen.
De zee slikt de golven in en gooit me weg in holle schelpen
op verlaten stranden.
De verroeste ankers gillen.
De wind weerkaatst hun echo als kraaiengekras.
Geen boten in de verte,
die gewiegd worden door het stille water

Nietzsche schreef:
“Wil je minder pijn?
Maak jezelf klein en ga mee met de kudde… Nietzsche
Op weg naar het paradijs!!
De minnaar droeg een boomtak.
Het stilzwijgen trok zich terug en verborg het verlangen van de woorden om zich te onthullen...
Voor de poort gorgelden zijn ogen het strand der zonden rein.
De Poortwachters van het paradijs snauwden.
Op afstand van het lachen
nestelden zich tranen met een vreemde smaak.
Ze waren niet zout, maar leken meer op druppelend, roestig water.
Ik vond mezelf ontdaan van mijn geheugen.
Ik keek naar de ogen om mij heen en werd overrompeld:
is het mogelijk dat ik een aan het geheugen hangende traan voor hen verlicht en dat ik daarna rustig naar buiten ga?
/Als vogels zonder vleugels gingen we naar buiten
Tralies van een “kooi”, wachtend langs de weg?/
Ik fluisterde:
De scherven van zonden komen bij mij terug
geweven uit de zijden lijkwade van mijn ‘zogenaamde zonden’.
Ik dool rond met een asgrauw gezicht over ‘hun kruisen’.
Ik heb de spijkers nog niet in mijn doodskist zien slaan!
Het is geen dood zoals die in ‘sprookjes’,
maar de vochtige adem die achter het gekreun dwarrelt. 
De ochtend schudt mijn hand, weggedreven van ‘de nachtmerries’.
Voor me fragmenten uit Shakespeare’s Macbeth:
“Morgen, en morgen, en morgen…”
Het leven is niet meer dan een wandelende schaduw, een arme acteur
die pochend en verwoed zijn uur op het podium doorbrengt.
En dan wordt het niet meer gehoord: het is een sprookje,
verteld door een idioot, vol lawaai en woede,
betekenisloos.

وليم فوكنر الكاتب الروائي الأمريكي:
يسلط الأدب ضوءا خاصا على الرواق المظلم لمسكننا الأرضي..
ويزداد هذا الرواق عتمة كلما ضاقت بنا السبل أمام كارث او وباء يهدد روتين حياتنا اليومية..
نحن الآن في الربع الأول من القرن الواحد والعشرين، على غفلة من الآمال التي تعاود التأقلم والتجديد بفسحة حياة تنسينا الواجب اليومي ومتطلباته..
بدأت صرخات تتلى على مرأى من الأخبار وشبكات التلفزة:
إنه وباء ليس له مثيل..يهدد سكان هذا الكوكب بالزوال، ولكن على دفعات!!؟؟
كنت أراقب الصدى:
على ضوء خافت من صدى الخوف والقلق
رسمت الآفاق طغيانها بالترقب وكما الهذيانات بين الصحو وساعات غياب..
لم أُدْعَ إلى جحر ٍ..
........................يصرخ الإنسان ؟
وقالها "أيوب ":
"ما أخشاهُ يحدث لي ،وما يرعبني يمسك بي
لا أعرفُ الراحة، فالحيرةُ تملّكتني "
همس آخر من صحبة المقهى:
لا ..تلومني صاحبي..
الى الطريق
قارعة ضفاف مدن صماء،..تهاجر بحروفك عند المحطات العابرة..
يهاتفني البيت المسكون نوحا باللقاء...
وما أتيت حلما برصيف طال انتظاره..
هي ذاكرة النزيف، يتلى بمجالس الليل، متدثرا وشاح الوسن، ركاما لسبيل لم يستطع..
أعرج أسمائي بابا لموارب أنهكته الأقفال..وكنت أتسرنم صمتي المهاجر..
لم أركن بعد خريفي المسكون شتاء الظلال العتيقة..وترا لطير غاب عنه الشدو...
هذه حياتك قال لي:
انسرب مع الضفاف الصفيح حيث تلتقي..
اما أنا اهتف عصافير ليل داكن يحاصرني
أتذكر هناك مدينتي الثكلى قبل هذا الوميض من الآلام
هناك كنت أرنو الخلاص حينما يراودني البحر
بمراكب قد تصل شطآنها؟ ؟

/كان الليل على وشك الانهيار/
صرخات النهار بدأت بمفرداتها اليومية:
سياط توحش على مزامير!! "قنابل الموت والغاز "..
ثم اصغي ناي من قمر يحاول البوح بعيدا عن اشعة شمس حارقة:
أسرنم جناحي ذهان ليل مستديم..
 وحين ضفة أخرى اعتلتني
 هجوت حلمي محدبا
 مرايا الظلال الآسنة..
 قهقه الشتات عرين
 فردوس صار وترا
 بإنشودة الطنين..
 والطريق يمشي هوينى
 بين وفاض أمس ممزق
 أغرق صباحاته بدجى الإحتراق..
لما طيفك زارني عند القهوة الأولى، أحتسيت شرفة خوابي ساقية فارقتني..
 قيل:
 لاتركن الماء مسكوبا بصمت العذارى..ثم..
 تهجو..
 يلوك الكلام أغصان الشجر مبللا بالريح.
-
رأيت "السراب " يخيم على الساكنين حولي
كث هذا الخوف
كجناحين مجنحين
كجناحي غراب
بغتة يخفقان
في منتصف أول سطر من حكاية
ماكنت لأكتبها
لا ذنب للكلمات
لكن للشر عينان تنبثقان
خلف الافق الغائم بالغبار
وللخوف شجرة
تعلو اذرعها فوق كتفي
يصرخ غربانا
هل قلت أني ارتجف؟
لا
هي اجنحة سوداء تصفق في صدري
يبتلع البحر الأمواج
ويلقيني اصدافا جوفاء
على شواطئ مقفرة
صدأ المراسي صرخاتٍ
تردد الريح صداها نعيقا
لا زوارق بيضاء في البعيد
تهدهدها صفحة الماء

"تريد الما أقل؟
انكمش إذا وكن جزءا من القطيع" .... نيتشة
في الطريق إلى الفردوس!!
حمل العاشق غصن شجرة
انكفأ الصمت، أخفى حنين الكلام إلى البوح ..
قبل البوابة غرغر عينيه شاطئ "المطهر "
زمجرت "سدنة " الفردوس؛
على مسافة من الضحك
يمكث بكاء غريب المذاق
ليس مالحا، أشبه بخرير مياه صدأ..
وجدت نفسي عاريا عن ذاكرتي
أنظر إلى العيون وقد باغتنتي؛
هل يمكن أن أضيء لهم
دمعة معلقة في الذاكرة
ثم أخرج بهدوء!!
/مثل طيور دون اجنحة خرجنا
سياج "قفص "على حافة الطريق، ينتظر؟ /..
همست :
تعاودني شظايا "الخطايا "
نُسجت من كفن حرير "اثمي "؛
اهيم بوجه رمادي على "صلبانهم "
لم ار المسامير بعد
تدق نعشي!!
موت لايشبه "الحكايا "عنه
إنما رذاذ صوت يتطاير خلف الأنين..
يصافحني الصباح وقد انزاح عن "الكوابيس ":
أمامي شذرات من (ماكبث )شكسبير
غدا، غدا، وغدا..
ما الحياة إلا ظل يمشي، ممثل مسكين يتبختر ويستشيط ساعته على المسرح..أنها حكاية يحكيها معتوه، ملؤها الصخب والعنف ..ولا تغير
اي شيء.

Nassar Yahya is voormalig filosofiedocent en een diepgaande lezer van filosofie, literatuur en alles wat zich beweegt tussen mysticisme en psychoanalyse. In de jaren tachtig werd hij politiek gevangene in zijn vaderland Syrië vanwege zijn voormalig lidmaatschap van de communistische anti-Assadregime partij. Als schrijver was hij betrokken bij de expositie Glans en Geluk 2018 van het Kunstmuseum Den Haag en nam hij deel aan verschillende literaire evenementen zoals Winternachten en Soefi Huis. Van zijn eigen hand verscheen de dichtbundel Slaapwandelingen... op een lichaam geschreven, die hij in zijn moedertaal het Arabisch schreef.

Nassar Yahya ist ein ehemaliger Philosophielehrer und ein detaillierter Leser von Philosophie, Literatur und allem, was sich zwischen Mystik und Psychoanalyse befindet. In den 1980er Jahren war er politischer Gefangener in seiner Heimat Syrien wegen seiner ehemaligen Mitgliedschaft in der kommunistischen Anti-Assad-Regime-Partei. Als Schriftsteller war er an der Ausstellung Glans en Geluk 2018 des Kunstmuseums Den Haag beteiligt und nahm er an verschiedenen literarischen Veranstaltungen wie Winternachten und Soefi Huis teil. Er schrieb den Gedichtband Slaapwandelingen... op een lichaam geschreven in seiner Muttersprache, dem Arabischen.