Wie aan zorg denkt, denkt meestal niet direct aan mannen. Ook ik niet. Toen ik enkele maanden geleden met Suzanne meedacht over dit evenement, keek ik ook terug naar mijn eigen leven. Er sprong iemand uit: Roland, mijn thaibokstrainer van vijftien jaar geleden. Een warme, betrokken man met een bril en lange grijze haren in een paardenstaart. Hij sprak dialect, maar koos voor verzorgd Algemeen Nederlands bij recent aangekomen migranten. Hij integreerde ook deze witte jongeman uit een klein dorp in een diverse groep. Hij schold het lidgeld van gemotiveerde jongeren die het niet konden betalen kwijt, en was voor sommige jongens een tweede vaderfiguur. Tot enkele maanden geleden had ik Roland nooit als zorgzaam gezien. Misschien omdat hij ook vol trots kon vertellen over hoe hij door een precieze leverstoot met knockout Belgisch kampioen thaiboks was geworden. Je laat de ander denken dat je uitgeput in de touwen hangt, en wanneer hij iets te gretig instapt… BAM.
Dat ik Roland nu pas als een zorgzame man zie, is misschien niet zo vreemd. Mijn denken over zorg is gevormd door twee filosofische stromingen die hoofdzakelijk uit vrouwen bestaan en vooral over vrouwelijke ervaringen gaan.
Ten eerste heb je de zorgethiek. Die gaat in tegen de traditionele, door mannen vormgegeven benadering van ethiek, waarbij het een kwestie is van universele principes te formuleren en die vervolgens te gaan toepassen. Zorgethiek zet zich daartegen af door onze onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid centraal te stellen. Ethische vragen komen voort uit onze relaties met anderen, die altijd concreet en particulier zijn. Ethisch handelen vraagt in de eerste plaats aandacht, gevoeligheid en responsiviteit voor de concrete ander en diens noden.
Daarnaast is mijn denken over zorg beïnvloed door marxistisch feminisme, waar wordt benadrukt dat zorgen ook hard werken is. Het huishouden runnen en kinderen grootbrengen wordt binnen marxistisch feminisme dan ook reproductieve arbeid genoemd. Arbeid die vooral door vrouwen gedaan wordt, gratis thuis of in een ondergewaardeerde job. In haar boek Women, Race, Class uit 1981 noemde de filosofe en activiste Angela Davis huishoudelijk werk onzichtbaar, repetitief, en uitputtend. Davis’ hekel aan huishoudelijk werk spat van de pagina’s. Ze neemt dan ook geen genoegen met gendergelijkheid in het huishouden. Davis pleitte voor het socialiseren van huishoudelijk werk, om het een maatschappelijke verantwoordelijkheid te maken dus. Ze droomde van goed opgeleide en goed betaalde teams van werkers, die met behulp van geavanceerde schoonmaaktechnologie snel en efficiënt van huis tot huis zouden gaan. Dat is anders uitgedraaid. Blijkbaar zijn er andere technologische en sociale prioriteiten. Veertig jaar later hebben we camera’s met gezichtsherkenning en moet het middenveld de overheid voor de rechter dagen om betaalbare, toegankelijke kinderopvang te verkrijgen.
Maar ik dwaal af. Wat zorgethiek en marxistisch feminisme gemeenschappelijk hebben is dat ze vooral naar paradigmatische vormen van zorg kijken: de zorg die binnenshuis verricht wordt, meestal door vrouwen, voor iemand die van hen afhankelijk is – een kind, een ouder, iemand die chronisch ziek is of een handicap heeft.