Zodiac
Hij vouwt zijn hand over de mijne en laat me zien hoe ik de
tondeuse over zijn hoofd moet halen, mijn vingers geklemd
tussen de zijne. Ik heb geen keuze.
‘Harder duwen,’ zegt hij, ‘dan haal je meer weg.’
-
De schaduwen van de wolken schuiven over ons heen.
Even wordt alles een slag donkerder, ook zijn haarstoppels,
waardoor het van achteren lijkt alsof hij een helm draagt. Ik
leg mijn hoofd tussen zijn schouders. Hij brengt me weg op
zijn fiets, dwars door de duinen richting huis. Het strand als
een cementachtige strook aan onze linkerkant. Mensen in
hesjes hebben zich al langs de vloedlijn verzameld. Ze
turen naar de golven, lijnen van schuim die zich
opstapelen, steeds hoger. Ik draai me om.
Achter me kan ik de golven kapot horen spatten. Ze
klotsen aan wal, slepen zich terug om vervolgens door iets
opgebroken te worden en van ritme te veranderen.
Hij raakt mijn knie aan. Ik hoef niet te zien hoe ze de
opgezwollen lichamen op het droge trekken.
‘Moet je kijken,’ zegt hij. Hij stoot de woorden uit zijn
mond, probeert niet buiten adem te klinken. ‘Die boot.’
Er zit een dunne snee onder zijn oor. Voor mijn
gevoel duwde ik niet eens zo hard, in ieder geval niet met
de kracht die hij wilde.
‘Ze noemen dat een zodiac. Met zo een word ik
straks uitgezonden.’ Hij remt af, kijkt me aan over zijn
schouder. Ik knik, ik heb je wel gehoord, en dek de snee af
met mijn wijsvinger.
‘Wat?’ Hij duwt zijn hoofd plagend naar achter. Ik
voel de spier in zijn nek bewegen en stel me voor dat we
hier weer staan als hij terug is.
‘Het laatste stuk hoef je me niet te brengen,’ zeg ik.
‘Ik ga wel lopen.’