Wakker worden met een kater
Ik weet niet of ik slaap of al wakker ben. Op warme melodieuze tonen die in de verte klinken, zweef ik tussen droom en werkelijkheid. Ik wil niet wakker worden, ik wil blijven dromen. Het is het geblaf van mijn hond dat dwars doorheen mijn kater breekt. Het luik van mijn bedstee staat op een kier. Ik open zachtjes mijn ogen om zo weinig mogelijk licht toe te laten. Elke lichtstraal die op mijn netvlies valt, voelt aan als een brandende priem. Hoe harder ik mijn oogleden uit elkaar tracht te halen, hoe dichter ik bij de aarde zweef. De melodieuze tonen raken langzamerhand overstemd door steeds luidere, steeds minder melodieuze klanken. Ik hoor duivels gelach, kattengejank en -gehuil die de priemen dieper in mijn hersenen duwen. Ik ruik tabak.
Ik doe het luikje van mijn bedstee voorzichtig open. Ik kijk naar beneden en probeer mijn troebele blik scherp te krijgen. Ik herken het felle geel-blauwe kleed van mijn kleindochter en de contouren van haar gezicht. Ik zie dat ze niet alleen in de kamer zit, geen idee wie haar gezelschap is. Zijn dat nou jongens? Ik knipper enkele keren hard met mijn ogen terwijl ik mijn hoofd stevig schud. Eindelijk kom ik de werkelijkheid binnen. Mijn blik richt zich op de jongeman die mijn kat leert dansen, begeleid door verleidelijke tonen afkomstig van de fluit van mijn kleindochter. Wat een schaamtelijk schouwspel, zij is net zo losbandig als haar moeder.
Mijn dochter was net veertien toen mijn vrouw het slachtoffer werd van de pest. Drank werd mijn nieuwe minnares. Ik werd geacht om voor mijn dochter te zorgen, maar ik was te druk bezig met zweven. Zij zorgde voor brood op de plank. Ik zag niet dat ze onder mijn eigen ogen haar lichaam ter beschikking stelde aan het halve dorp. Ze hield er amper iets aan over, buiten het nieuwe leven dat zich in haar nestelde. De schenker bleef onbekend.
Zij wilde af van het kind dat groeide in haar buik, maar daar stak ik een stokje tussen. Mijn dochter wilde zich schuldig maken aan kindermoord, dat kon ik niet toelaten. Ik kon het kind redden. Dat was mijn keuze. Ik vond dat ze niet het recht had om naar eigen goeddunken een onschuldige ziel ter dood te veroordelen. Ze bracht het meisje op de wereld, ze liep weg. Dat was haar keuze. Tot vandaag heb ik haar nooit meer gezien.