Voice-over bij een slo-mo shot van een atlete 0.25 na het startschot
“In a gym, verbal language or language whose purpose is meaning occurs, if at all, only at the edge of its becoming lost.”
Kathy Acker
Mijn leraar Latijn vertelde ons ooit dat er ieder jaar duizenden condooms worden voorzien voor de Olympische spelen. “Jonge, sterke mensen hebben veel zin.” Het beeld dat dit bij me opriep: pezige mensen, hardlopen, ontspannen en gespannen spieren die door hun omvang bewegen tussen rauw deeg en marmer. Na de wedstrijd de adrenaline, worstelen, grijpen, reglement, fair play, een gecoördineerde dans tussen winnaars en verliezers. Ik herinner me dat al die beelden langs en over elkaar flitsten. Een soort freikörper human centipede. Biceps achter triceps, scholspier achter scheenbeen gehaakt met zes of meer poten glimmend, ik stelde me voor dat ze het hard doen. Ritmisch als een machine en berekend op de vervulling van een biologische nood. Een kwestie van de juiste spieren uitputten.
Hoe zouden we hardlopen als we anders waren? De atlete moet zich concentreren. Ze doet haar ogen dicht en scant haar lichaam op nieuwe spieren. Ze overloopt ze allemaal door ze te spannen en te ontspannen. De dijen die ze gisteren nog tot uitputting getraind heeft zijn vandaag al anders. Eelt en blaren op de bal van haar voet, haar ellebogen binnenstebuiten. De vezels lopen stop tot stop als een tramlijn. Een bel op iedere node, tussen haar schouderbladen, haar nek, haar hoofdhuid. Ben ik nog dezelfde persoon die ik vroeger was? Wat is er veranderd? Mijn gezicht is zacht geworden. Ik heb een aanwas tussen mijn ribben van nieuw hard vlees. Ook littekens. Ik ben sneller dan ooit tevoren. Ik buig mijn dikkere duimspieren tot verlangen. Mijn pols kan ik niet meer bewegen.