Vleeskleurige leegte, links beneden
Zoals u heeft kunnen lezen in zaal acht was Johan Maurits niet zozeer een kind, maar eerder de vader van zijn tijd, en in het bijzonder van de slavernij. Dat was ook het eerste dat mij werd verteld toen ik de opdracht kreeg om een tekst te schrijven bij een schilderij in zijn oude woonhuis.
Goed, hier ben ik dan. De voorzet is gegeven, de bal ligt voor het doel. Toch wringt er iets. Waar doen we dit eigenlijk voor? Educatie? Sociaalhistorisch bewustzijn? Maar in wiens belang? Het verdienmodel van wereldberoemde-schilderijen-kijken gaan we niet veranderen en het lijkt me onwaarschijnlijk dat het Mauritshuis in zijn huidige vorm een rol van betekenis zal spelen in wat voor maatschappelijke omwenteling dan ook.
Ik loop de trap op, zoekend naar een stilleven of een landschap, broedend op de meest non-politieke, nietszeggende museumtekst die ik kan bedenken. Voor Vermeers’ Gezicht op Delft blijf ik staan. Misschien kan ik iets schrijven over lichtval of kleurgebruik. Ik leun naar voren. Meteen word ik teruggefloten door de suppoost. Hij wijst naar de gouden lijn op de grond.
Op de weg naar huis springt er een man voor de trein. Ik strand op Station Sloterdijk. Op mijn telefoon kijk ik opnieuw naar het schilderij. De twee vrouwen op de voorgrond staan net niet naar elkaar toegedraaid. Een man vraagt iets aan een andere man. De moeder met het kind staat apart. Ze wachten op de trekschuit, dat was toen de trein. Ik zoom in. Aan de overkant van het water zie ik nog meer mensen; klein, verspreid, verloren, los van elkaar, in hard contrast met de verraderlijke gezapigheid of het machtsvertoon op de meeste andere werken uit die tijd.
Leunend tegen een kale, betonnen drager laat ik me zakken in de vleeskleurige leegte, links beneden. Er waren in de zeventiende eeuw nog geen verkeersregels of ruimtelijke indelingen. De grond was gewoon de grond en mensen stonden waar ze stonden. Delft was een van de eerste steden met wetten voor wie waar en wanneer de haven mocht binnenvaren. En hoe kon dat ook anders, met al die schepen vol suiker? De twee paaltjes aan de kade zijn een voorbode, het stekje van de regeldrang die nu alles heeft overwoekerd.
Ik ben een kind van deze tijd, van deze plek. Toch doet de omgeving van Station Sloterdijk, die wordt beheerst door lijnen, vakken, grenzen en randen me vreemder aan dan de poorten, kerktorens en baksteenrode huisjes van Vermeer. De andere reizigers staren voor zich uit alsof ze hier net als ik niet thuishoren, alsof niemand hier thuishoort, alsof je hier niet thuis kunt horen.
Op het schilderij staat Delft nog met één been in de lokale economie van de middeleeuwen, die in de jaren daarna onherkenbaar zou veranderen door de internationale, koloniale handel. Vermeer schilderde het punt waar we verdwaald zijn geraakt, een beginsel van de vervreemding die zich pas drie eeuwen later ten volle zou manifesteren in het werk van Edward Hopper. Alsof hij had voorzien dat een land dat alles pakt wat er te pakken valt, zichzelf alleen maar kan verliezen.