K
Vaak wordt gedacht dat onbevattelijke problemen als klimaatverandering worden veroorzaakt door een gebrek aan samenwerking. Dat is deels waar, maar aan de andere kant zou je ook kunnen zeggen dat ze juist veroorzaakt worden door een teveel aan samenwerking. Onze technologische ontwikkeling en kennis kan alleen op zichzelf voortbouwen zolang alle ingenieurs, wetenschappers en fabrikanten dezelfde termen gebruiken waardoor ze met elkaar kunnen communiceren. We zouden überhaupt niet zoveel koolstofdioxide de lucht in pompen als de mensen die de ijzererts opdelven niet dezelfde taal spraken als de mensen die de motorblokken gieten. Er zouden geen auto’s zijn, geen vliegtuigen, geen zeeschepen en geen boorplatformen.
In het Bijbelverhaal over de Toren van Babel ontneemt God de mensen hun gemeenschappelijke taal om hen tegen hun grootsheidswaan te beschermen. Hij brengt ons niet dichter bij elkaar, maar drijft ons juist uiteen. Pas in de Franse Revolutie hebben we voor onszelf een nieuwe gemeenschappelijke taal gesmeed. Geen spreektaal, maar een meettaal. Engels wordt vaak gezien als de hedendaagse lingua franca, maar wordt door minder dan een vijfde van de wereldbevolking gesproken. De hele wereld gebruikt daarentegen het metrieke stelsel (stiekem ook de VS, de definitie van de pond is namelijk formeel vastgelegd als 0,4536 kg).
Het hart van dit stelsel ligt in een kelder onder een buitenwijk van Parijs, in de vorm van een kleine cilinder van platina en iridium die precies 1000 gram weegt (figuur 1). Le Grande K, de International Prototype Kilogram (IPK), is niet zomaar een gewicht van een kilo, het is de kilo. Als er een krasje op zou komen is op dat moment iedere andere kilo ter wereld een milligram te zwaar. De kilo is nu zo vanzelfsprekend, zo neutraal, dat we ons bijna niet kunnen voorstellen dat hij ooit door iemand is bedacht. Toch is hij nog geen 250 jaar oud en alles behalve neutraal. Als een Bengaalse boer een kilo rijst wil verkopen moet hij dit doen in een meeteenheid waarvan de fysieke definitie in handen is van de Franse staat. Een letterlijker vorm van (post)koloniaal eurocentrisme is bijna niet voor te stellen, maar is dekolonisatie wel mogelijk, zinvol of wenselijk ten opzichte van zoiets onontkoombaars als het metrieke stelsel?
Ik google K. Starend naar het metaal raak ik overweldigd door een onbestemd gevoel van nietsheid. Ik stel me voor hoe de Ur-Kilo onder drie breekbare, luchtdichte glazen stolpen ligt te wachten op zijn volgende herweging, in het donker, in zijn hermetisch afgesloten kluis, diep onder de grond. Zijn spiegelende oppervlak heeft niets te spiegelen, er is alleen tijd die voorbijgaat. Is het zinloos om over hem te schrijven? K is een ijkgewicht, puur functioneel, een consequentie van de noodzaak om een arbitraire gewichtseenheid op controleerbare wijze te kunnen afbakenen. Hij staat nergens symbool voor, verbeeldt niets dan zichzelf. Met iedere poging-tot-analyse breek ik mijn tanden op het glanzende platina iridium, word ik opgeslokt door de eindeloze zelfverwijzing. Volgens Gilles Deleuze is kapitalisme (wat we in deze context kunnen lezen als ‘industrialisme’) geen cultureel fenomeen, maar juist de opheffing van de culturele belevingswereld zelf. De mens, zo redeneert hij, is thuis in een wereld van symbolen en abstracte begrippen als liefde, dood, god, goed, kwaad, enzovoorts. Concrete eenheden – uren, euro’s, dollars, meters, liters, grammen – zijn voor ons onbevattelijk en voelen daardoor paradoxaal genoeg abstract. Maakt dat K tot een vorm van kolonialisme die voorbijgaat aan het politieke of culturele?
Onze hele wereld is metriek, gekwantificeerd, opgedeeld. K is de kern van deze wereld, de kwantiteit zelve, en daarmee ook het enige dat onmeetbaar blijft, zelf niet gekwantificeerd kan worden. K heeft alleen betekenis in relatie tot andere ijkgewichten, en die andere ijkgewichten kunnen alleen worden omschreven als percentage van K. Als God ons weer zou willen tegenhouden hoeft Hij zijn Hand maar uit te strekken en K weg te nemen uit zijn kluis. We zouden niet meer kunnen bepalen of de Amerikaanse kilo nou zwaarder is geworden, of de Russische lichter. Technologische uitwisseling zou op termijn onmogelijk worden, eerst in de medische wereld, die draait om microgrammen, daarna in andere sectoren.
Om de Heer te slim af te zijn hebben we K in 2019 vervangen door een definitie van de kilo gebaseerd op drie natuurkundige constanten: de frequentie van het atoom, de snelheid van het licht en de Plancklengte. Was dit een stap richting een meer universeel systeem en is het metrieke stelsel hierdoor minder eurocentrisch geworden? Misschien zijn deze natuurkundige constanten zelf voortgekomen uit een Europees paradigma en is het willen bereiken van het ‘universele’ misschien op zichzelf ook een Westers idee. K knipoogt naar me, alsof hij een waarheid bevat die ondanks onze metingen verborgen blijft. Wie heeft wie nou eigenlijk gemaakt?