'Simenon roept een wereld tot leven waar zo velen die de Franse hoofdstad bezoeken nog altijd naar op zoek zijn. Het klassieke maar artistieke Parijs dat de Fransen op Montmartre zo hartstochtig proberen te conserveren (en exploiteren).'
Op zoek naar de commissaris - Het Parijs van Maigret
door Guido van Eijck
Guido van Eijck ging met deBuren in 2014 naar Parijs. Hij volgde er de voetsporen van Maigret, het beroemde en nog steeds populaire personage uit de boeken en verhalen van Georges Simenon. Is er in het hedendaagse Parijs nog iets terug te vinden van de stad waarin de nukkige commissaris vele misdaden oploste?
Op zoek naar de commissaris - Het Parijs van Maigret
Drie maanden voordat Martin Bril in april 2009 overleed, wijdde hij een column aan commissaris Maigret. Hij schreef hoe hij in Parijs op Gare du Nord op de trein stond te wachten en vier Maigret-boekjes voor onderweg kocht. Bril schreef: 'De man die alle boeken van Simenon wilde lezen. Dat zou een goede titel zijn voor een boek van Simenon.'
Voor wie het niet weet: Maigret (Jules voor intimi, al noemt zelfs zijn vrouw hem zelden zo) is de hoofdpersoon in 75 boeken en 28 korte verhalen van Georges Simenon. De boeken werden wereldwijd 800 miljoen keer verkocht en blijven populair. Zo gaf De Bezige Bij het afgelopen jaar zeven nieuwe vertalingen uit.
Thuis aangekomen was Bril verslaafd. Via Amazon bestelde hij nog zes boeken die hij wilde bewaren voor de kerstvakantie maar bij aflevering meteen verslond. Hij struinde het internet af en liet Amerikaanse edities invliegen. Uit Vlaanderen kwam een doos met zestig boeken, uit het Drentse Hoogeveen kwamen er dertig. Ik stelde mij voor hoe de doodzieke schrijver met zijn hondje over straat schuifelde en fantaseerde over het naoorlogse Parijs en de nukkige commissaris.
Een hele tijd later kocht ik er zelf ook een paar, tweedehands op de Vredenburgmarkt in Utrecht. De kleine pockets roken nostalgisch muf, het papier was vergeeld en op de omslag stonden de minimalistische tekeningen van Dick Bruna. Ik had de smaak meteen te pakken. Daarop besloot ik zelf eens te gaan kijken wat dat Parijs van Maigret nu eigenlijk zo aantrekkelijk maakt. En wat is ervan overgebleven?
Eigen wetten
Het spoor van de commissaris begint in Montmartre: de voormalige kunstenaarskolonie en hoerenbuurt die nu vooral toeristen bedient. Maigret kwam er vaak; in Maigret op Montmartre (1951) bijvoorbeeld. Het verhaal begint voor Picratt, een (fictieve) nachtclub waar de 24-jarige Arlette als stripper werkte.
'De rode lichtreclame van Picratt was hier in de buurt een van de weinige die nog brandden en op het natte plaveisel werden er als het ware plassen bloed door gevormd.'
Die nacht liep Arlette het politiebureau binnen; dronken, met uitgelopen make-up en een jas van nepbont om haar schouders. Op haar werk had ze gehoord hoe twee mannen de moord op een zekere gravin beraamden. Meer wist ze niet, maar de ernst van de situatie was haar duidelijk. De dienstdoende brigadier nam het dronken meisje echter nauwelijks serieus. Nadat ze een paar uur later op het politiebureau was ontwaakt, wilde ze niks meer kwijt. Weer een paar uur later lag ze dood in haar appartement: gewurgd. Enter commissaris Maigret.
Ik sta voor 42-3 Rue Notre-Dame-de-Lorette, waar Arlette op de derde verdieping woonde. De straat van Arlette ligt er nu kalm bij. Op de hoek zit een winkel die wat weg heeft van de Marqt, met een etalage vol potten granen en bakken verse groentechips. Onder Arlette's appartement bevindt zich een winkel die schilderworkshops voor kinderen en volwassenen aanbiedt.
Ik loop een paar honderd meter door naar de plek waar de Rue Pierre Fontaine en Rue Jean-Baptiste Pigalle elkaar kruisen, een vijfsprong die nu wordt omringd door cafés en restaurants voor toeristen met de kleinere portemonnee. Hier huisde Pricatt en werkte Arlette. Aanvankelijk wantrouwde Maigret de stripclub. Toch gingen de eigen wetten van de wijk hem gaandeweg het onderzoek fascineren. 'Hij had het gevoel dat deze zaak niet kon uitdijen tot buiten Montmartre', schrijft Simenon.
Toen de commissaris na een aantal lange nachten de dader eindelijk op het spoor was, volgde een wilde achtervolging. De commissaris coördineerde de operatie vanuit Picratt, zijn ondergeschikten lichtten hem in via telefoontoestellen in de cafés van Montmartre.
Ik volg in het spoor van de boef en zijn achtervolgers. Eerst naar de Boulevard de Clichy, richting het iconische silhouet van de Moulin Rouge. De rode molen markeert de grens tussen toeristische kitsch en het ongure nachtleven rond Place Pigalle.
Dan de steile Rue Lepic op, waar ik een wit toeristentreintje passeer dat moeizaam omhoog sputtert. Langs de grote rode deuren op nummer negen waar veel Moulin Rouge danseressen tijdelijk hun intrek nemen. Langs café Les Deux Moulins, dat in de film Le fabuleux destin d'Amélie Poulain (2001) een oase van knusheid is, maar in werkelijkheid oogt als een doorsnee Amerikaanse hamburgertent.
Bovenaan buigt Rue Lepic linksaf. Maar de moordenaar ging rechts, links, Rue Tholozé op. In dit straatje zit het legendarische Studio 28, het eerste Parijse filmhuis dat zich helemaal in avant-garde films specialiseerde. Zelfs de zaalverlichting (ontworpen door schrijver en regisseur Jean Cocteau) herinnert aan de hoogtijdagen van de Franse film. Even verdween de boef van de radar. Ik loop de straat uit en ben weer op een rustiger deel van Rue Lepic die met een boog overgaat in de drukte van Place du Tertre, te herkennen aan de uitpuilende cafés en de roodwit geblokte tafelkleedjes. In het midden van het plein vereeuwigen opdringerige schilders toeristen in karikaturen en aquarellen.
De politie kreeg de achtervolgde weer in het vizier toen hij bij een café naar binnen stond te gluren. Hij bleek er vaker te komen, op zoek naar morfinedealers. De man was een verslaafde.
Via de trappen van Rue Cemis daalde hij af naar de lommerrijke Place Constantin-Pecquer en vluchtte een rustig café in; zo een 'met zaagsel op de grond en marmeren tafeltjes', schrijft Simenon. Niet veel later eindigde ook de achtervolging. Een tip van een stripper en een adres van een kastelein leverden het adres van de verdachte op. Na een vuurgevecht kon de commissaris met een goed gevoel het glas heffen. In Pricatt natuurlijk.
Koning der slagers
Moordzaken leidden de commissaris geregeld naar Montmartre; een buurt waar dingen gebeurden die het daglicht niet konden verdragen. Die een zuigende aantrekkingskracht had op kunstenaars en criminelen, op gelukszoekers en drugsverslaafden.
Tegenwoordig lijkt het duister aardig teruggedrongen, al worden de rafelrandjes van Montmartre voor de toeristen met zorg gecultiveerd. Maar in de tijd van Mairget schuilde ook elders in de grootstad het gevaar. Zoals in Maigret schiet tekort (1956), een boek dat opent met een scene waarin de commissaris wordt verrast door een bezoek van Ferdinand Fumal, een oude bekende uit zijn geboortedorp. Maigret koesterde geen warme herinneringen aan de familie Fumal. Vader Fumal, eens slager en veeverkoper, had Maigrets vader geschoffeerd door te suggereren dat deze geld zou hebben gestolen. Een schandvlek op het familieblazoen.
In navolging van zijn vader ging ook Ferdinand in het vlees. Hij stampte een slagersimperium uit de grond waarover hij regeerde met harde hand. 'De koning der slagers' noemden de kranten hem wanneer zij over zijn dood berichtten. Want het toeval wilde dat Fumal kort nadat hij Maigret bezocht, dood werd aangetroffen in zijn woning.
Fumal had de commissaris om beveiliging gevraagd omdat hij dreigbrieven had ontvangen. Maigret twijfelde over de ernst van de bedreigingen. Zijn antipathie jegens de familie Fumal weerhield hem ervan de zaak serieus te nemen. Hij liet een agent het huis in de gaten houden, maar daar bleef het bij. Maigret leek, zoals de titel suggereert, inderdaad tekort te zijn geschoten.
Ik stap uit bij metrohalte Charles de Gaulle, onder de Arc de Triomphe en het beginpunt van de drukke Champs-Élysées. Ik sla Avenue Hoche in naar het oosten. Onderweg koop ik wat brood en bladerdeegwaar bij een bakker waar mannen en vrouwen in pak een lange rij vormen.
'Een mooie buurt', bromde Maigret toen Fumal hem zijn adres gaf. Van oudsher is het achtste arrondissement het kloppend hart van bedrijvenstad Parijs. Nu zijn onder meer het miljardenconglomeraat Bouygues en de Franse tak van ratingbureau Standard & Poor's er gevestigd.
Fumal bewoog zich tussen al die rijkdom als een vis in het water. Om zijn dood hangt dan ook een zweem van fraude en corruptie. 'Mijn arm reikt ver genoeg om een hoge functionaris te doen overplaatsen', dreigde hij toen de commissaris hem geen voorkeursbehandeling wilde geven. Zelfs de minister van Binnenlandse Zaken liet van zich horen.
Met mijn lunch in een papieren zak loop ik Parc Monceau binnen, een on-Frans park in Engelse stijl met kronkelende paden en klassieke zuilen en standbeelden. Het is kwart voor één en bij de omringende bedrijven is het lunchpauze. Dat vertaalt zich in een niet aflatende stroom joggers die zich de hele binnenste baan van het voetbad toe-eigent. Op een veldje laat een groep van elf mannen en vrouwen zich drillen door een personal trainer met een streng kort kapsel. Rond half twee zijn de meeste hardlopers verdwenen. Terug naar kantoor.
Taxi
Ook ik verlaat het park. De koning der slagers woonde er net naast, op 58bis Rue de Courcelles, nu een advocatenkantoor. Daarnaast de ambassade van Myanmar. De pakken, de big business: het maakte de commissaris achterdochtig. Hij voelde zich niet thuis.
Waar de commissaris zich dan wel thuis voelde? Maigret op kamers (1951) leert ons dat hij op Boulevard Richard-Lenoir woonde, op de kruising met Rue du Chemin-Vert. Die drukke boulevard verbindt de Bastille met Place de la République en ligt helemaal aan de andere kant van de stad. Ik neem een metro naar de wijk Belleville en wandel via het aangrenzende Ménilmontant in 2,5 kilometer naar het huis van de commissaris.
Deze twee opkomende wijken hebben zich nog niet volledig geconformeerd aan de toeristische standaard. Alleen het verloop in het straatbeeld maakt de tocht al de moeite waard. Er is een Chinatown met de beste Chinese restaurants van de stad en de lage huren trekken veel kunstenaars aan. Verder naar het noorden ligt Parc des Buttes-Chaumont waar de terroristen die een bloedbad aanrichtten op de redactie van Charlie Hebdo hun trainingsrondjes liepen. Er zijn onafhankelijke boekhandels, koffiezaakjes en street art (ga bijvoorbeeld eens kijken in Rue Dénoyez). Naarmate je dichter bij de populaire wijk Marais komt worden de bars hipper en stijgt het aantal verkopers van kwaliteitshamburgers en dure prullaria.
Vanaf metrohalte Pyrénées loop ik via Rue de Belleville naar de kruising van Rue des Envierges en Rue de Transvaal (een van de mooiste uitkijkpunten over de stad). Langs de rand van het ondergelegen park vervolg ik mijn weg richting Rue des Couronnes en de drukke Boulevard de Belleville. Dan linksaf tot metrostation Ménilmontant en rechts Rue Oberkampf op. Van daaruit is het een rechte weg naar Boulevard Richard-Lenoir.
In latere boeken (zoals Maigret en de stille verklikker, 1976) wil Maigret nog wel eens klagen over de drukte die zich van zijn stad meester had gemaakt. Toch moet Maigret zich hier thuis hebben gevoeld. De drukke verkeersader loopt in een rechte lijn van noord naar zuid. Geen wonder dat de commissaris, die geen auto reed, altijd eenvoudig een taxi vond die hem de hele stad door bracht.
Maar dan komt de vraag welk nummer ik moet hebben. En dat is lastiger te achterhalen. Gelukkig zijn er verstokte fans die tot in detail analyseren wat de commissaris eet, drinkt en doet. Zo is er de website www.trussel.com, waarop al sinds 1997 Maigret-studies verschijnen. Met enkele slagen om de arm (per boek introduceerde Simenon een nieuwe overbuur, een ander uitzicht) woonde de commissaris waarschijnlijk op nummer 31, boven de parketwinkel Emois et Bois en aan een groenstrook die de boulevard doorklieft.
Afzakkertje
De dagen van Maigret ontvouwden zich volgens strikte rituelen. Hij werd wakker met koffie en croissants die mevrouw Maigret hem bracht. Rond negen uur stapte hij het hoofdkantoor van de Parijs politie op 36 Quai des Orfèvre binnen. Vanaf dat punt dronk hij in principe niets dan alcohol.
Een vast drankje, zoals De Cock zijn cognac, had hij niet. De commissaris dronk alles. Een glas wijn werd vijf glazen cognac. Een paar glazen bier moesten hem 's middags over zijn dode punt helpen.
Hij ging daarvoor graag naar de Brasserie Dauphine, een knusse brasserie met roodwit geblokte tafelkleedjes achter het politiehoofdkantoor, op Place Dauphine. Zijn hulpje haalde er broodjes als het laat werd, de kastelein droeg dienbladen vol bier het politiebureau binnen als een zaak een doorbraak vergde.
Ik ben klaar om mijn zoektocht in stijl te beëindigen en neem de metro naar Île de la Cité. Op naar Place Dauphine! Maar de gelijknamige brasserie kan ik niet vinden. Als alternatief stap ik Le Bar de Caveau binnen, met een terras met uitzicht op het Paleis. Het ruikt er naar zeepsop, want de brasserie sluit al rond zessen. Nog snel bestel ik een Ricard.
Wat is nu eigenlijk de aantrekkingskracht van Maigret? Waarom lees ook ik, die een decennium na de verschijning van de laatste Maigret werd geboren, deze boeken? Zijn het de plots? Zo ingenieus als die van Stieg Larssons Millennium-trilogie zijn ze echt niet. Het spektakel van Maigrets moordzaken valt bovendien in het niet bij de sadistische bloedbaden uit veel hedendaagse policiers.
Wel roept Simenon een wereld tot leven waar zo velen die de Franse hoofdstad bezoeken nog altijd naar op zoek zijn. Het klassieke maar artistieke Parijs dat de Fransen op Montmartre zo hartstochtig proberen te conserveren (en exploiteren). De cultuurstad van Woody Allens Midnight in Paris (2011). De grootstad met zijn brasseriën en bier bij de lunch, met overzichtelijke moordzaken die zich in een goede monoloog laten oplossen omdat terrorisme of cybercrime nog niet bestonden. De naoorlogse metropool waar Martin Bril bij wegdroomde en waar hij zijn ziekte even kon vergeten. Simenon maakt zijn lezers nostalgisch naar een stad die niet meer bestaat. Of die misschien wel nooit bestaan heeft.
(Nota bene: de fans hebben natuurlijk al lang geanalyseerd welke bar dan wel model stond voor Brasserie Dauphine. Nieuwsgierig? Google het zelf.)
Dit artikel kwam tot tand tijdens een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre.
Guido van Eijck
Guido van Eijck (1987) is freelance onderzoeksjournalist. Zijn stukken verschenen onder meer in De Groene Amsterdammer, de Volkskrant, het Financieele Dagblad en Die Zeit. Hij studeerde Geschiedenis aan de University of California Los Angeles en aan de Universiteit Utrecht, waar hij ook colleges Moderne Geschiedenis gaf. In 2014 was hij een van de Parijsresidenten.