Op stoel BD1 bij Viktor & Rolf
De strijkbout is kwijt. Heus, er zijn tientallen mails gestuurd, kamers doorzocht, onder de bedden zelfs, alleen is er nog niets gevonden. Al twee weken niet. Maar wees gerust, die onverlaat vinden ze nog wel. En mocht het een troost zijn, we lopen er nu allemaal gekreukt bij, alle gasten van huize Biermans-Lapôtre – en de receptioniste wijst naar de tweehonderd solidaire kamers op de plattegrond. Allemaal, op één na, maar ik corrigeer haar niet. Terug op mijn kamer leg ik een paar boeken op m’n overhemd. Nog vier uur.
Ik wil graag geloven dat ik enig gevoel voor stijl heb (aangeboren, natuurlijk), maar mijn kennis van haute couture, of, nu ik erover nadenk, welke couture dan ook, is minimaal te noemen. Ik heb meer stierengevechten dan modeshows bijgewoond (één), kan meer scheidsrechters dan couturiers opnoemen (acht) en heb in mijn leven meer speelgoedgidsen dan modetijdschriften gelezen (negen).
Om redenen die hier niet ter zake doen en in weerwil van de voorspelbaarheid, ben ik uitgenodigd voor een van de meest langverwachte en exclusieve modeshows van dit jaar: de coutureshow van Viktor & Rolf. Om half acht in La Gaité Lyrique. ‘Un cocktail sera servi à l’issue du defilé’. Ja, we zijn in Parijs.
De show schijnt om verschillende redenen van groot belang te zijn. Het is het slotstuk van de Parijse modeweek; de viering van het twintigjarig bestaan van Viktor & Rolf (het merk); en, na dertien jaar confectie (kleren om te dragen), de terugkeer van het merk naar de haute-couture (kleren om te bewonderen). Toegang is voorbehouden aan nog geen 250 mensen.
In een kritische voorbeschouwing van de Volkskrant lees ik dat de terugkeer naar de couture een strategische zet is om weer in de publiciteit te komen. Het merk zou op z’n retour zijn: ‘Het spraakmakende is er wel een beetje af.’ Twee pagina’s later schrijft Sylvia Witteman over eierkoeken.
Dat ik vanavond een weinig indrukwekkende entree zal maken, staat vast. De kreuken in mijn overhemd groeien en mijn sokken zijn te kort. In foto’s van vorige shows vind ik weinig houvast. Er zit geen lijn in de kledingkeuze van het publiek. Ik zie truien. Mutsen. En kinderen. Alleen de eerste rij is uniform extravagant.
Ik sms een stagiaire bij een ander modehuis in Parijs. Ze antwoordt: ‘Doorgaans weinig stropdas, tegen strikje zeggen ze nooit nee.’
In de lobby kom ik een man op leeftijd tegen. Hij legt me uit hoe mannequins horen te lopen: gekruiste benen, tot het kruis opgeheven knieën (‘als een paard in draf!’) en met de mond open, in het midden latend of hier een tekort aan interesse of chromosomen aan ten grondslag ligt. De man loopt een paar keer heen en weer, in een groene ribfluwelen broek. Met een laatste draai loopt hij de denkbeeldige catwalk af. Dan gaat monsieur Van Dis weer zitten.
Op weg naar het Gaité Lyrique, een nieuw kunstcentrum, lees ik mijn knipselmap over Viktor & Rolf.
Bij de ingang van de metro rookt een vrouw in een zwart-wit vrouwenkostuum de voorgeschreven dunne sigaret, op de roltrap sleept een man een zak Louis-Vuitton-tassen achter zich aan en ik heb de afgelopen vijf minuten al vier mannenrokken gezien. Twintig jaar geleden, toen Viktor en Rolf nog geen Viktor & Rolf maar Viktor Horsting en Rolf Snoeren heetten, vertrokken ze uit Nederland en betrokken ze een kleine kamer in Parijs. Vastbesloten, om met Ivo Niehe te spreken, om het te gaan maken in de modewereld. In 1993 kwam hun eerste baljurkencollectie uit; ze wonnen meteen drie prijzen. De jurken, zo lees ik, waren te duur om mee naar Nederland te nemen en werden verkocht aan een Frans museum. Drie jaar later gingen ze weer naar Nederland en tussen 1997 en 2000 maakten ze coutureshows, om vanaf 2000 een groter publiek te bereiken met pret-a-porter-collecties, parfums, een H&M-collectie en koninklijke opdrachtgevers (Mabel).
Als ik drie stukken over Viktor & Rolf heb gelezen, blijk ik ze allemaal gelezen te hebben. Het ene na het andere vertelt hetzelfde: het levensverhaal (‘met bebloede vingers achter een Parijse naaimachine’), de vreemde trekjes (‘Viktor maakt Rolfs zinnen af, en andersom’) en ‘het belang van concepten’ bij hun shows (al staat er zelden bij wat die concepten dan zijn). Het is een armoedige oogst. Alleen wanneer de conceptuele motieven in het gezicht van het publiek geduwd zijn, lijken recensenten bereid de symboliek van een show op te schrijven. Modellen die hun accesoires kapotgooien op de catwalk? Een aanklacht tegen het belang van accessoires in de mode! Een prachtig parfumflesje dat met geen mogelijkheid geopend kan worden en gevuld is met water? Een cynisch commentaar op de aandacht voor alles wat maar een logo heeft! Een show waar de namen ‘Viktor’ en ‘Rolf’ als een mantra een kwartier lang werden herhaald? Een kritiek op de grote ego’s van couturiers!
De gretigheid waarmee de grootste open deuren worden ingetrapt is even indrukwekkend als bedroevend. Ik hoop maar dat er net iets meer schuilgaat achter de modeshows. Ik besluit de proef op de som te nemen: ik ga een recensie schrijven over de modeshow van vanavond.
Voor de goede orde: ik loop nu door Parijs, in pak, en met een opgevouwen Le Monde in de jaszak. Ik ben zo mondain dat een Fransman me de weg vraagt.
Nog één uur.
Ik ben op tweehonderd meter van la Gaité Lyrique. Tussen twee serieuskijkende Franse stelletjes ga ik op een terras zitten.
In Le Monde staat een voorbeschouwing op de show van vanavond. Op de modepagina nog wel, de pagina na cultuur (Brad Pitt over WWZ) en voor sport (Jan Bakelants over zijn gele trui). Er wordt spektakel verwacht. Ik sms mijn contact weer: ik moet vooral niet op tijd aankomen.
Om 19u40 loop ik tussen de geblindeerde auto’s door naar het bordes van het kunstcentrum. Een paar losjes geplaatste dranghekken, vier fotografen, geen rode loper. Ik heb de keuze uit elf mensen met een gastenlijst. Voor de zekerheid neem ik de langste rij. Het is de rij voor fotografen. Ik word doorgestuurd naar een ander ontvangstcomité. Een belegen jongen bekijkt mijn uitnodiging en vraagt mijn naam. Dan, achter me: flitsen. Een oudere vrouw legt haar hand op mijn schouder en geleidt me doeltreffend naar de zijkant van het bordes. Een belachelijk mooie vrouw (met kind) schrijdt door de ingang. Ze hoeft geen uitnodiging te laten zien.
Twee trappen op. Het geroezemoes wordt geconcentreerder. Een nieuw peloton fotografen. De ingang naar de zaal. Mensen gunnen elkaar luchtkusjes, wapperen zich met hun uitnodiging koele lucht toe, lopen de zaal in. Eigenlijk zien ze er niet uit als onaardige types.
De zaal: een aula, bankjes aan drie zijden van het podium, vier rijen dik. Een meisje met een klapper wijst me mijn plek: BD1. Een hoekplaats, de eerste stoel na de ingang. Er zijn duidelijk te weinig zitplaatsen; veel mensen moeten staan, tussen muur en rugleuning. Ik weet vrij zeker dat ze de vloer van het podium niet kunnen zien.
Mijn buurman (jaar of veertig, duur pak, hardnekkige glimlach, een en al hartelijkheid) introduceert zich. Hij is een Amerikaanse ondernemer, een vriend van Viktor en Rolf. Hij vindt veel dingen amazing, en hij lijkt het nog te menen ook. Hij is een uur geleden in Parijs aangekomen, vanuit Dubai, en vliegt morgenochtend weer naar New York. Hij heeft een huis op Long Island. Zijn visitekaartje is dikker dan dat van Patrick Bateman en zijn vriendjes bij elkaar. Na wat beleefdheden wordt hij even serieus: of ik wel weet dat Viktor en Rolf de interessantste inzichten hebben over zaken die niets met mode te maken hebben. Echt, hun modefilosofie is nog het minst spectaculair. Their minds are a wonder, truly amazing. Hij glimlacht weer en maakt een foto van zichzelf. Het licht gaat uit.
De drie zijden van het publiek kijken naar het midden van de zaal, de centrale tribune aan de lange zijde vanachter een lens. Na een paar tellen verlicht een tromgeroffel aan flitsen het podium. Viktor en Rolf komen op. Zwartgekleed, opgestroopte mouwen, uiterst serieuze blik, kaalgeschoren slapen. Ze hebben iets weg van Steve Jobs (toen hij nog leefde).
In het midden van het podium – een grijze ondergrond, een soort aangeharkt zand – staan ze stil. Om hen heen liggen enkele Pällbo’s. Ze gaan zitten en nemen een lotushouding aan, de ruggen tegen elkaar. Nog altijd is het, afgezien van de cameraspiegels, volledig stil. Het publiek wiebelt en schuift om een goede blik op de twee te kunnen werpen. Anderen kijken via een opgestoken telefoon.
Viktor en Rolf hebben al zeker een minuut niet bewogen.
Twee minuten.
Ik vraag me af wanneer de eerste mensen weglopen. Er gaan meer minuten voorbij, met nog altijd niet meer dan twee zwijgende, in meditatie verzonken lijkende mannen van over de veertig die in een veredelde zandbak naar Ikea-meubilair zitten te kijken. Een mens heeft andere verwachtingen bij een eerste modeshow. En toch fascineert het.
Na vier minuten is de stilte zo goed als compleet; er valt niets meer te fotograferen dat niet al gefotografeerd had kunnen worden en het spel van fluisterende en tot stilte manende mensen begint. Nog een paar minuten. Dan staan Viktor en Rolf op, maken een buiging naar elkaar, nemen hun kussens met hengsel (handtaskussens) mee en gaan aan de achterkant van podium zitten. Een Japanse meditatiekadans is hoorbaar. De eerste twee modellen komen uit de coulissen. Ook in het zwart, tot over de knieeën in een soort vilten tentstof. Er zitten vlekachtige stiksels op de ontwerpen. Als de modellen twee wiskundige patronen hebben gelopen, gaan ze het podium niet af, maar blijven ze staan. Rolf wacht het eerste meisje op bij een van de Pällbo’s en laat haar een pose aannemen, zittend op de grond. Het tweede model wordt aan de andere kant van de ruimte door Viktor gepositioneerd. Ze blijven roerloos zitten. Het patroon van het gerimpeld zand gaat door in de uiteindes van de jurken.
Als ik over mijn schouder kijk, zie ik mensen gebiologeerd en vol onbegrip het tafereel gadeslaan. Blasé verandert in angstig. Iedereen is stil.
Model drie, vier, vijf et cetera komen op. Alles is zwart, alle meisjes dragen sandalen. Een voor een worden ze neergezet. Sommige modellen worden aan het zicht onttrokken, omdat ze achter een ander model staan. Het hoogtepunt is het opgaan van het ene model in een ander: twee keer verdwijnt een gehurkt meisje in de uitvouwbare jurk van het model naast haar. Er liggen en staan steeds meer plukjes vrouw en kleren. De muziek wordt indringender en luider; bekken en bas zwellen aan. De choreografie blijft duren, de modellen blijven komen en Viktor en Rolf schuiven in alle rust met de stoffen.
Als het twintigste model gemodelleerd is, lopen Viktor en Rolf weer naar het midden van de ruimte. Ze knikken naar elkaar en gaan af. De tableaux vivants blijven, als geboetseerde rotsen.
Dan: de muziek stopt en in een fractie van een seconde wordt alles aan het zicht onttrokken door zwarte doeken die naar beneden vallen.
Het publiek beapplaudiseert het zwarte gordijn. De jubelkreten vallen stil tegen de wand. Ik hoor iemand in vertwijfeling tien keer amazing uitbrengen.
In no time hebben de tweehonderd mensen de zaal weer verlaten.
Het heeft veertien minuten geduurd.
De cocktail wordt servi in een naastgelegen ruimte. Het is er indrukwekkend hoog en mooi, net als de vrouwen. Er wordt niet veel gepraat. Het was indrukwekkend, zeker. Maar welke indruk het moest wekken, daar wil niemand zijn handen aan branden. Er zal wel een verklaring komen. Als in afwachting van het antwoord op een cryptogram nipt men uit de plastic glazen champagne en heeft men het over de partners van de celebrity’s.
Op een gegeven moment lijkt het hoge woord gevallen. Voor de camera hebben Viktor en Rolf het gehad over een zentuin. Her en der verschijnen Google Images van Japanse tuinen. Verdomd, we herkennen het! En we drinken verder. Ik ben aan de praat geraakt met een van de modellen. Ze heeft haar vriend ontmoet bij een yoga-club, dus ze vond het echt te gek dat deze show ook iets had met Azië. Een zwarte man die ik herken van een twijfelachtig MTV-programma loopt op hoge hakken langs. Zijn beveiliger vraagt hem of hij met iemand wil praten. Net te nadrukkelijk antwoordt hij in een hoog toontje: ‘Uhm... no.’ Een uur later is hij de laatste die nog in de rij staat om Viktor en Rolf gedag te zeggen.
Als ik thuis ben, staan de eerste besprekingen al online. Veel gejubel, veel foto’s, lijstjes van aanwezige bekendheden. De dagen erna volgen iets uitgebreidere teksten. Overal dezelfde soort tekst: Viktor & Rolf zijn terug, niet met een knal, maar met mindfulness, het was mindblowing, en o ja, er was iets met een zentuin. ‘Viktor & Rolf zijn tegenwoordig erg bezig met yoga en mindfulness’ (NRC); ‘Viktor & Rolf kunnen het nog’ (de Volkskrant); ‘Zeniversary’ (Vogue); ‘Het publiek keek wederom haar ogen uit’ (Elle), ‘Het is geheel gebouwd rondom het thema vorm’ (AD).
In een interview hebben Viktor en Rolf ooit gezegd dat hun belangrijkste werkzaamheid niet het ontwerpen van kleren is, maar het maken van een modeshow, als ultieme vorm van hun ‘conceptuele glamour’. Het maakt de van enige ambitie ontdane besprekingen nog treuriger; als een boekrecensie die bestaat uit de achterflaptekst (‘tour de force’, ‘magnum opus’) met winkelprijs. Met mijn overhemd nog meer in kreukels ga ik aan mijn bureau zitten en probeer ik een recensie te schrijven die ik zou willen lezen, in de standaardlengte van 250 woorden.
--
Een schimmenspel van twee Japanse monniken Daniël van der Meer
Parijs, 3 juli 2013. Als twee Japanse monniken bewogen ze zich over de bühne: Viktor & Rolf, die na afwezigheid van 13 jaar weer een haute couture-show lieten zien in Parijs, voor de herfst en winter van 2013. De omgeving was die van de Japanse zentuin Ryoan-ji, een steentuin uit de vijftiende eeuw. De modellen – allen in het zwart – waren de rotsen, Viktor en Rolf de monniken die met grote precisie voor de juiste formatie zorgden. Het publiek zat op de veranda vanwaar men volgens de legende maximaal 14 van de 15 rotsen uit de tuin kan waarnemen, op welk punt men ook gaat zitten; de laatste kan alleen door meditatie worden gezien.
De 20 modellen belichaamden de 20 jaar van Viktor & Rolf, die erom bekend staan elke blik naar hun verleden te willen vermijden en alleen over de toekomst willen praten. Hun ontwerpen kwamen desalniettemin in chronologische volgorde op; het eerste model droeg een ontwerp dat deed denken aan hun vroegste show. De modellen gingen niet af, maar vormden een groeiend tableau vivant in de vorm van de Japanse steentuin, inclusief prints die leken op mos en gras, waarbij langzaam duidelijk werd wat Viktor & Rolf beoogden: de ontwerpen gingen in elkaar over, vloeiden samen met decorstukken en met andere modellen. Ze zorgden voor nieuwe beelden, zwarte silhouetten in een schimmenspel dat werd georkestreerd door de twee ontwerpers die spelen met hun twintig jaren en ze tot meer maken dan een som der delen.
--