Een halve waarheid
Aan wien de schuld
Dat zwakken zwak zijn, kranken krank, en dommen dom?
De derde druk van Het Gebed Van Den Onwetende, uit het dagboek van een krankzinnige, kostte in 1861 tien cent. Het boekje is bestempeld door de Provinciale Bibliotheek van Friesland en ligt voor me op tafel. Multatuli laat de ‘krankzinnige’ in het verhaal vragen stellen aan God: ‘En ik dool rond, en hijg Naar ’t uur, waarop ik weten zal dat Gij bestaat’. Een zoektocht naar een waanzinnige waarheid.
Ik doe dat ook, op dit moment. Dekkers werk is pas de eerste uit de stapel met provinciale dossiers, jaarverslagen, aantekeningen en brieven. Alle bevatten het trefwoord ‘krankzinnig’. Tresoar, het Fries archief, legde ze bij uitzondering voor me klaar op deze zondagmiddag. Ik pak de volgende: ‘Eerste verslag betreffende het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te Franeker’. De geneesheer-directeur schreef het precies tien jaar voor het stuk van Multatuli. Ik lees: ‘Dus bleven onder behandeling den laatsten December 1851, 33 mannen, 21 vrouwen, totaal 54 patienten’. Hun toegeschreven diagnoses zijn een keuze of combinatie van: Mania, Monomania, Melancholia, Dementia, Idiotismus, Epilepsia, Imbecillitas. Die benaming van ziektebeelden klinkt ons nu vreemd in de oren. De woorden ‘krankzinnig’ of ‘patiënt’ worden vermeden in de tegenwoordige geestelijke gezondheidstaal.
Terug naar Multatuli: hij gebruikt de gestoorde denker om een maatschappelijke vraag te stellen, haaks staande op het heersende vertoog. Daarmee laat hij indirect zien wat een eeuw later in 1961 door Michel Foucault benoemd wordt in de ‘Geschiedenis van de waanzin’. Foucault kijkt naar de tijd vóór de geneesheer-directeur, vóór Multatuli, om te zoeken naar de ware waanzin van vandaag. Volgens hem is de waarheid altijd een sociaal – en bovenal tijdelijk – construct. Daarmee evengoed de mens die wij voor ‘krankzinnig’ aanzien. Vandaar:
Aan ons de schuld
Dat zwakken zwak zijn, kranken krank, en dommen dom.