Oude werken, jonge schrijvers 2019

Ik zweet in ultramarijn

door Arno Boey

Datum 11 oktober 2019
Door
Arno Boey

Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs laten schilderijen van Frans Hals, Jan Steen en andere grootmeesters spreken vanuit één vraag: wat zie je als je met een genderblik naar deze werken kijkt? Arno Boey geeft het woord aan ‘La Lechera, La Lattaia, Dienstmagd mit Milchkrug. Melkmeisje. (…) De melk is zuur en mijn blik strak en ik zweet.’

Johannes Vermeer, Het melkmeisje (ca. 1660) Collectie: Rijksmuseum, Amsterdam.

Ik zweet in ultramarijn

Ik hoor je verhalen vertellen. Je wijst naar me, duidt me aan. Jij bent de gids. Je zegt: ‘kapje’, ‘oud brood’ of ‘voetenstoofje’, ‘Delfts blauw’ en ‘botervlootje’. Jij zegt dat ik misschien Vermeers meid ben, dat mijn man op reis is, dat ik op hem wacht. Blijkbaar heet ik Tanneke. Je geeft me vele namen. Ik word vaak vertaald, heet ook La Lechera, La Lattaia, Dienstmagd mit Milchkrug. Melkmeisje.
          Ik zie hoe de bezoekers naar je verhalen luisteren. Gisteren keek een van hen echt naar mij. Hetr was iets voor sluitingstijd, jij was gehaast, liep met je groep naar het volgende doek en zag haar niet achterblijven. Het was een meisje, mijn leeftijd ongeveer. Ze prevelde een gebed, ik herkende het. Ik deed mijn best niet te blozen. Zij bloosde wel, hield haar kaken in haar palmen alsof ze een gewond diertje verstopt hield.
          Deze ochtend stond je met nieuwe bezoekers voor me. Terwijl ik mijn ogen op de melk gericht hield, vertelde jij je groep: Zij is het stralende middelpunt van dit verstilde tafereel. Dat is lief. Weer ging ik bijna blozen.
          Een beetje later zei je: Zij symboliseert de thuiskomst, ze is een baken van vertrouwen.
          Toen ik dat voor het eerst hoorde, schrok ik. Tot Vermeer ervoor koos me te schilderen, was ik alleen in deze keuken waarvan de muren schimmelen. Mijn vereelte vingers roken naar karnemelk, ik had geen kinderen. Ooit was er sprake van een verloofde, maar hij vertrok. Sindsdien werd ik gemeden en in kamertjes gestopt. Soms ging de deur open en liet ik mij door vermoeide ogen bekijken, ruw in mijn billen knijpen.

‘Mijn kaken gloeien van vroomheid en onder mijn rokken zweet ik onschuld uit.’

          Pas toen de verf opdroogde, werd ik iets. Een symbool, zo noem je mij. Blijkbaar draag ik als doek waarden uit. Mijn kapje wordt zuiverheid toegedicht en er hangt gulheid aan mijn heupen. Mijn kaken gloeien van vroomheid en onder mijn rokken zweet ik onschuld uit.
          Kijk, het is oktober en koud in deze kamer en stil in mijn blikveld en toch zweet ik. Ik heb mijn mouwen opgestroopt en mijn schort scheefgetrokken en toch zweet ik. Er is een raampje gebroken en door het gat blaast de buitenwereld naar binnen en toch zweet ik.
Ik zweet wanneer ik aan mijn verloofde denk, aan de dagen, aan het brood dat zienderogen uitdroogt.
Ik zweet omdat mijn woorden telkens weer onderschept worden, uitgelachen, in reepjes gescheurd.
Ik zweet door de kleine stoof waarop ik ’s avonds mijn ondergoed te drogen leg.
Ik zweet omdat ik hoop dat het er ’s ochtends nog ligt, mijn ondergoed.
Ik zweet omdat ik moet hurken, bukken, buigen, plooien, mezelf moet opvouwen als wasgoed.
Ik zweet door de dagdroom waarin Vermeer me bedacht.
Ik zweet door de rechthoek rondom.
Ik zweet door de kramp in mijn armen en benen, mijn nek en dijen.
Ik zweet door de monden die geld voor mij vroegen, door de klamme handen die mij verhandelden.
Ik zweet bij de gedachte aan hun namen: Jacob, Rooleeuw, Leendert, Hendrik en Jan Pieter.
Ik zweet door de melk en door het stremmen.
Ik zweet in ultramarijn en loodtingeel.
Ik zweet en voel hoe de dingen buiten beeld razen; er is chaos daar, de wereld schuimt, het ruikt er naar warme onvrede. De melk is zuur en mijn blik strak en ik zweet.
          Ga weer voor me staan en vertel hen dingen die ze nog niet weten.

© Marianne Hommersom

Arno Boey (1996) bevindt zich tussen beweging en proza. Hij studeerde af als woordkunstenaar aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen, experimenteert met performance en fictief documentair proza en richtte mee tijdschrift ZINK op.

De teksten zijn gepubliceerd op de websites van de Maand van de Geschiedenis en de lage landen, en verschenen in het Frans op les plats pays (vertalers Jean-Philippe Riby en Hans Hoebeke) en in het Engels op the low countries (vertaler Laura Vroomen).

Meer over deze reeks

In de reeks ‘Oude werken, jonge schrijvers’ laten achttien Vlaamse en Nederlandse auteurs zich sinds 2018 inspireren door eeuwenoude artefacten uit het Amsterdamse Rijksmuseum.

Alles bekijken