Schrijven over jezelf – je lichaam omzetten in taal en die door een lezer gerespecteerd zien – is niet vanzelfsprekend, helemaal niet als je lichaam op één of andere manier afwijkt van een van buitenaf opgelegde norm of door andere mensen – artsen, academici – als ‘verkeerd’ of ‘kapot’ wordt bestempeld. De mensheid heeft veel aan de medische wereld te danken – ikzelf ook –, maar diezelfde medische wereld heeft helaas ook duizenden jaren aan ervaring met het schenden van de lichamelijk autonomie van mensen die in de ogen van artsen ‘gerepareerd’ moesten worden. Het is bijvoorbeeld pas sinds kort dat artsen terughoudender zijn geworden in het opereren van baby’s met ambigue uiterlijke geslachtskenmerken, om hen eruit te laten zien als ‘normale’ jongetjes of meisjes.
Zulke emancipatie van ‘afwijkende’ lichamen vraagt om nieuwe taal, maar nieuwe taal betekent niet automatisch blijvende emancipatie. Om dat te illustreren maken we nog een sprong in de tijd, naar 1966, als de Duits-Amerikaanse endocrinoloog en seksuoloog Harry Benjamin een boek publiceert dat hij The Transsexual Phenomenon noemt, en dat al snel bekend zal komen te staan als ‘de transseksuele bijbel’. In zijn boek presenteert Benjamin als een van de eersten een onderscheid tussen ‘homoseksuelen’, ‘travestieten’ en ‘transseksuelen’. Veel van de taal waarmee het grote publiek tegenwoordig over mij praat komt uit Benjamins boek. De bekendste frase is misschien nog wel dat ik zou zijn ‘geboren in het verkeerde lichaam’. Hoogstwaarschijnlijk is dat een zegswijze die in Benjamins tijd rondging onder mensen die genderbevestigende zorg zochten en weerstand ondervonden van artsen die hen weigerden te helpen vanuit de ethische moraal niet in te grijpen in een gezond lichaam.
De medische herformulering
Door het idee te omarmen dat iemand in het ‘verkeerde’ lichaam kon zijn geboren, herformuleerde de medische wereld onze vraag om genderbevestigende zorg als een ziektebeeld dat genezen kon worden door het lichaam in lijn te brengen met de ‘ziel’. Het einddoel was assimilatie in een bestaand, rigide en heteroseksueel man/vrouw-beeld, oftewel doen alsof er nooit iets aan de hand was geweest. Tegenwoordig zeggen relatief weinig mensen nog over zichzelf dat zij in het verkeerde lichaam zijn geboren, hooguit in de verkeerde samenleving.
Harry Benjamin was geen slecht mens. Hij was geliefd onder zijn patiënten en had het hart hoogstwaarschijnlijk op de juiste plaats – net als het overgrote deel van de artsen en medici toen en nu. De dankbetuigingen aan zijn patiënten die Benjamin in zijn boek opnam spreken boekdelen: net als Virginia Woolf besefte hij maar al te goed hoeveel hij te danken had aan de toevallige omstandigheden waarin hij werkte en de mensen die zijn werk mogelijk maakten. Maar daarin schuilt ook een gevaar: de royaalste dankbetuiging kan niet ongedaan maken dat Benjamins werk ook bijdroeg aan stereotypering, stigmatisering en nieuw leed: wie tegenwoordig tegen een zorgprofessional zegt níet het idee te hebben in het ‘verkeerde’ lichaam te zitten, loopt zomaar de kans de toegang tot genderbevestigende zorg te worden ontzegd.