Haal me neer
Niet zo lang geleden vroeg een bezoeker aan de gids waar mijn eigenlijke uitvoering stond. Het woord ‘model’ was net gevallen.
Waarschijnlijk hoopte hij dat het niet al te ver zou zijn. Zouden er touwen achter in zijn auto hebben gelegen? Had hij die ochtend de deksel van een pot rode verf losgewrikt?
‘In de Koepelkerk,’ luidde het antwoord.
Misschien beeldde ik het mij in, maar de ogen van de bezoeker lichtten op. Van het Rijksmuseum naar de Koepelkerk – zelfs met een volle verfpot is dat te lopen. Maar de gids was nog niet klaar met zijn antwoord: ‘… in Paramaribo, Suriname.’
Dat is iets verder lopen.
Maar de gids was nog altijd niet klaar: ‘’…waar het bij een grote stadsbrand verloren is gegaan, nu hebben we alleen deze jongen nog.’
Daarna was het volgende object aan de beurt. Langzaam geschuifel, verveeld gefluister.
Toch nog een snelle blik op mij. Zou ik hém dan …? Maar mijn museumbordje beschermde me.
Mensen die wisten te ontsnappen, werden door hem opgejaagd, gestraft, vermoord. Hij kreeg er onderscheidingen voor, promoties, ontelbare complimenten en schouderklopjes. Moet ik nog beginnen over zijn dertien plantages?
De ‘heldendaden’ zijn wandaden geworden. Wat ooit met trots werd voorgelezen, komt tegenwoordig niet zonder afschuw monden uit.
Heel soms probeert iemand het nog: ‘Maar hij deed veel voor lepralijders! En hij stichtte zelfs een bibliotheek!’
Lepra kennen ze niet meer, maar iedereen vindt lezen toch belangrijk?
‘Agendapunt 32: Hoe zorgen we ervoor dat ze niet zo boos meer zijn?’ Ik stel me een vergadering voor – mannen in pak, gepoetste schoenen, strakke stropdassen.
‘We zetten er méér bordjes bij en noemen het educatie.’
Wat kunnen ze van mij leren? Ik ben geen schoolboek, ik ben niet gemaakt om van te leren.
Ik ben gebouwd ter ere van, niet enkel ter herinnering aan. Helpen herinneren is dan ook helemaal niet nodig, de namen van daders onthouden we wel.
Waar staan de gedenkstenen van slachtoffers? Of de modellen voor de gedenkstenen van slachtoffers? Die mensen zijn onderdeel van een statistiek geworden of gewoon compleet vergeten. Geen beeld, geen gezicht, geen naam. Alsof de geschiedenis niet wreed genoeg is geweest.
Heeft iemand al een pot rode verf opengemaakt?
Houd je niet langer in. Besmeur me ermee. Smeer het over mij uit. Geef mijn buitenkant de schaamte die het mist.
‘Het museum is geen sokkel,’ sussen ze.
Maar kijk naar mij! Het licht op mij is niet gedimd, iedereen kan me zien.
Ik ben allang geen model meer. Echte schetsen, echte modellen worden na gebruik weggegooid. Dus wat doe ik hier nog? Ik word nooit meer nagemaakt, ik wíl nooit meer worden nagemaakt.
Mijn evenbeeld is verloren gegaan, maar hier sta ik. En ik ben vanuit dezelfde trots gemaakt.
Trek mij dus maar om. Haal mij maar neer, je hebt er niet eens touwen voor nodig. Verscheur mij in duizenden stukjes.
Jullie hebben het museumbordje toch nog?