Voor zijn laatste boek sprak Teun Toebes wereldwijd met tientallen mensen over hoe dementiezorg te organiseren. Een wereld te winnen staat dan ook bol van de citaten. Eén uitspraak verdiende volgens hem om twee keer opgetekend te worden.
‘Mensen vragen om hulp voor een zo goed mogelijk leven, maar het antwoord dat we ze geven is zorg. Zorg helpt tegen veel dingen, maar maakt niet per se gelukkig, en dat is iets waar we ons goed bewust van moeten zijn als mensen vragen: help me. We moeten leren luisteren naar de behoefte in plaats van die proberen te vullen met zorg.’
Hier is de Amsterdamse professor Anne-Mei The aan het woord. En de dubbele citatie betekent vast dat de quote dichtbij de essentie komt van waar Teun het over wil hebben. Met name: hoe kunnen we goede levens nastreven voor wie leeft met dementie, zonder een blind pleidooi te houden voor ‘meer zorg’? Zonder ons op de borst te kloppen dat het systeem, waarin we in Nederland jaarlijks 18 miljard euro veil hebben voor de woonzorgcentra, per definitie bij de beste van de wereld behoort?
Kritisch denken over hoe zorg georganiseerd wordt is echter geen evidentie. Heel snel versimpelt een kritiek op zorg tot een verhaal van meer of minder.
In progressieve middens wordt zorg veelal als iets fundamenteel goeds gezien. Meer zorg is beter. En een progressieve kritiek op de zorg komt veelal neer op een betoog voor betere financiering. Meer middelen om zorg te dragen voor onze breekbare medemens: de jonge, de oude, de zieke, de gehandicapte. Zo klinkt de boutade immers: beschaving lees je af aan de mate waarin een samenleving zorg draagt voor haar kwetsbaren.
In conservatieve kringen daarentegen ligt de focus elders, met name op hoeveel geld het kost om zorg te organiseren, of hoeveel productiviteitswinst er verloren gaat wanneer mensen te lang ziek of anderszins werkonbekwaam zijn. In tijden van chronische besparingsdrang, komt de zorg steevast in het vizier wanneer men wil snoeien in overheidsuitgaven.
Beide vertogen hebben iets met elkaar gemeen. Allebei pinnen ze de positie van mensen die zorg ontvangen op een kwalijke manier vast in de marge. Zij het als kwetsbare ander die dankbaar mag zijn dat er voor hen gezorgd wordt, dan wel als kostelijke surplus dat weegt op de belastingbetalende, hardwerkende middenklasse.