Gesticulerend in een schijngesprek
‘Een all male panel?!’
‘Een all male panel. Dat is wat ze zeiden.’
Ik beeld me in dat ik een man ben, mager maar kapitaalkrachtig. Mijn kapitaal groot genoeg om Frans Hals de opdracht te geven om me tegader met mijn kompanen uit de schutterij zo flatterend mogelijk te portretteren, maar net niet groot genoeg om hem in dienst te houden als hij vervolgens moeilijk doet over de afstand die hij moet afleggen als forens tussen Haarlem, waar zijn atelier gevestigd is, en Amsterdam, waar onze compagnie gezeteld is, hoewel wij hem allemaal afzonderlijk een aanzienlijk bedrag betaalden in de hoop dat onze hoofden en andere, in dure stoffen getooide lichaamsdelen er daardoor ook aanzienlijk zouden uitzien. Ofschoon sommigen het tegendeel zullen beweren doet het verder niet ter zake dat het schilderij inderdaad werd afgewerkt door Pieter Codde – ja, het klopt, zelf ook een schutter, wat niet per se betekent dat dat hem minder schilder maakte, ongeacht wat de critici daarover te zeggen hebben – maar daar gaat het nu niet over want we staan er toch maar mooi allemaal herkenbaar op en hier hangen we nog steeds, zoveel eeuwen later, in het Rijksmuseum in Amsterdam, alsof er helemaal niets veranderd is. Puik werk, Pieter.
‘Een mannelijk paneel?’
Een en ander is wel degelijk veranderd. Ik beeld me in dat ik een hedendaags gesprek voer met de magere mannen aan mijn zijde op het doek. Ikzelf ben de man die met mijn ene hand de vlaggenstok vasthou en met de andere parmantig een stukje vlag tegen mijn heup aan druk; voorts heb ik de vlag ook rond mijn middel gewikkeld, een onschuldige geste die kwatongen er niettemin toe aanzet te beweren dat ik mijn bestaan voornamelijk aan dit lapje stof ontleen.