Een zwarte loge
Moet ik met mijn rechterbeen eerst naar binnen? Ik duw tegen de deur. ‘Tirez'. Je weet het nooit zeker.
De gevel die ik zojuist bekeken heb, is op een exorbitante manier ingetogen. Naast enkele groentekraampjes en cafés staat een gebouw dat in zijn grootte afwijkt van de bescheiden woningen en winkels in de straat. Het is de loge van Le Grand Orient de France, een van de obediënties van de Franse vrijmetselarij.
De hal is gigantisch. Twee liften, een balustrade, beeldschermen en een balie. Twee grote, donkere mannen in pak kijken kwaad op. Ze wijzen naar de achterkant van de hal, naar het museum.
Ik moet zes euro betalen en melden waar ik vandaan kom. Toegang is gratis voor leden en werklozen. Morgen is de tour, zie ik op het televisiescherm. Hij duurt ruim twee uur. Ik prijs me gelukkig met mijn onwetendheid. Voor je het weet kom je in de verleiding.
Op de site van Musée de la Franc-Maçonnerie staat, onder het kopje ‘préparez votre visite', een plattegrond met de voorgestelde route door de collectie, die, voor de goede orde, één kamer beslaat. Ook de man bij de kassa maakt met woord en gebaar duidelijk hoe de tentoonstelling gezien en beleefd dient te worden. Uiteindelijk tekent hij een schema met pijlen. Het is een zigzag met een twist.
Het museum is een paar jaar geleden vernieuwd. De vitrines zijn modern, er hangen beeldschermen met koptelefoon, enkele beeldhouwwerken worden overeind gehouden door touwtjes die samenkomen bij een oppergoddelijk wezen dat tevreden over de ruimte uitkijkt. De collectie is even overzichtelijk als voorspelbaar: passers, winkelhaken, servies, vazen, oude boeken, iets minder oude boeken, doeken, munten, tunieken en een enkel zwaard. Her en der onvermijdelijke bordjes en tijdlijnen die uitleg geven bij de geschiedenis van de Franse vrijmetselarij. Nu ongeveer bijna driehonderd jaar oud, soms zat het mee, soms zat het tegen. Meestal mee.
Een greep uit de wereldgebeurtenissen waar de vrijmetselarij een vinger in de pap heeft gehad: invoering van het algemeen kiesrecht, afschaffing van de slavernij, invoering van persvrijheid en vakantiedagen. Een opsomming bekende vrijmetselaars: Beethoven, Churchill, Goethe, Mozart, Voltaire, Washington. Nobele mannen die een belofte hadden gedaan en het beste met de wereld en de mens voor hadden. Het causale verband is er niet altijd. Wat mij betreft hadden het net zo goed allemaal linkshandigen kunnen zijn.
In de ruimte ligt een grote steen. Eromheen: een pikhouweel, hamers, beitels. Het geheel staat voor het basisprincipe van de vrijmetselarij: het voortdurende metselen, bouwen aan zichzelf en de wereld om zich heen. Het is een sympathiek streven. Het individu als eeuwige leerling, iemand die zich met het juiste gereedschap kan bijschaven, mits hij zich omringt met de juiste mensen, in de juiste omgeving. Loges leggen veel nadruk op de ontmoeting in een geritualiseerde setting, met de graden van kennis: leerling, gezel, meester. De geheimzinnigheid – ooit noodzakelijk vanwege de vervolging van vrijmetselaars – is verworden tot een ritueel dat een open gesprek van vrijmetselaars onderling mogelijk maakt; alles wordt in vertrouwen gezegd (onder mannen, want vrouwelijke aanwezigheid zou de leden van het Grootoosten maar in de war brengen). Ieder lid is vrij om ervoor uit te komen maçon te zijn; het onthullen van anderen is een doodzonde. Gemiddeld heeft een loge één bijeenkomst per maand, met doorgaans een lid dat een bouwsel (spreekbeurt) heeft voorbereid. Ze noemen zich een ‘filantropische, filosofische en progressieve instelling'. Je moet er maar op komen.
Naar het schijnt zijn er honderdvijftigduizend Fransen lid van de vrijmetselarij. De formele voorwaarden om lid te worden: 21 jaar of ouder zijn en ‘être né libre et de bonnes mœurs'. Een lid moet je introduceren, waarna het aspirant-lid een flinke ballotage moet ondergaan. Vraaggesprekken, referenties, stemrondes, geblinddoekte ontmoetingen en een geritualiseerde initiatie. Leden betalen zo'n 400 euro per jaar (exclusief de kosten voor het tuniekje, pacifistische generaalskledij). Eenmaal daaraan voldaan, wordt men ingewijd in de riten van de vrijmetselarij: de geheime handdruk, de manier van binnentreden in de tempel (rechterbeen eerst), en de graden van de loge.
Als ik het Grootoosten van Frankrijk uitloop, zie ik een boekwinkeltje. Er liggen honderden boeken over de Franse vrijmetselarij. Veel zingeving, kunst, geschiedenis en maçonnieke wandelroutes door Parijs – altijd maar routes. Ik koop een Spaans wetenschappelijk tijdschrift, Papeles de Masonería, nummer IV, met onder andere het legendarische artikel ‘La Masonería en Gibraltar': het schisma van 1751, de Hannoverian Lodge no. 232 en Al Mogreb Al Akso no. 670. Elk artikel gaat over vervlogen tijden, elke vezel van de winkel is die van een stilstaande ontwikkeling, of nog beter: die van een onherroepelijk veroudering. De boeken hebben opvallend grote letters, drempels zijn van uitroeptekens voorzien, er staan stoelen. Er komt een jong meisje binnen. Ze loopt een ronde en vraagt dan of ze ook gewone plattegronden van Parijs verkopen.
Die avond ga ik naar Silencio, een van de meest exclusieve clubs van Parijs. Aan de buitenkant is niet te zien dat het hier gaat om de plek waar klassieke foto's als ‘Kanye West + Olsen Twins' zijn genomen. De deur staat op een kier. Na een klopje word ik gekeurd door twee grote, donkere mannen. Ze bekijken het lidmaatschapspasje van mijn chaperon en wijzen naar de trap.
Het is er doodstil.
Twee verdiepingen lager is de muziek te horen. Jassen worden aangenomen; geen nummertjes, maar initialen. Het is me duidelijk dat dit een van de belachelijkste plekken is waar ik ooit ben geweest: er is meer personeel dan publiek, de mannen zijn in pak, de vrouwen van niets onder de indruk, er is een toneel met lange rode gordijnen, een rokersbos (overdekt, maar met bomen), een bibliotheek, een bioscoop, een wc-ruimte ter grootte van een balzaal, veel goud, een perfect geluid en een centrale bar. De sfeer doet denken aan de legendarisch Black Lodge uit de slotaflevering van Twin Peaks. Het interieur is dan ook ontworpen door David Lynch, die zijn mysterieuze club Silencio uit Mulholland Drive (‘No hay banda!') in Parijs heeft kunnen realiseren.
Het bestellen van de drank is geritualiseerd. De bartender – keurig in pak, met hoed en tijdrovende gezichtsbeharing – stelt zijn cocktails samen op basis van een serie kreten van de gast. Mijn gezelschap zegt hem: ‘Donker, zanderig, lieflijk.' Met zijn elleboog op de bar ondersteunt hij zijn denkende hoofd met een hand, kijkt het rokersbos in. Na twintig seconden kijkt de denker tevreden op, klapt in zijn handen en gaat aan de slag.
Silencio zit op Rue Montmartre 142. Het zou de plek zijn waar Molière begraven is, waar socialist Jean Jaurès in 1914 is vermoord en waar twee linkse kranten gedrukt werden. De eerste druk van Émile Zola's J'Accuse kwam hier in de kelder van de persen. Het is een gewilde plek voor de Parijse wandelroutemakers.
Niets in de ruimte wijst op het bestaan van een buitenwereld. Geen klok, geen reclame, geen scherm. Zelfs de muren zijn in zichzelf gekeerd; spiegels bedekken vele wanden. Het bereik is zo slecht dat niemand zijn telefoon gebruikt.
Toegang is voorbehouden aan kunstenaars. Artiesten van buiten Frankrijk krijgen de voorkeur, of hoeven in ieder geval de laagste jaarbijdrage te doen: 400 euro. Later lees ik het enige interview dat David Lynch over zijn Silencio gegeven heeft: ‘Het moet een intieme plek zijn waar mensen van verschillende disciplines samenkomen. Regisseurs, fotografen, muzikanten, schrijvers, couturiers en chef-koks kunnen met elkaar praten, onderling, maar ook met een nieuw publiek.' Er worden wekelijks voorstellingsavonden georganiseerd, met film, muziek en speciale gasten. Open van zes tot zes. Verboden om foto's of filmpjes te maken. De creditcardcode is de geheime handdruk.
Mijn gezelschap vertelt dat zijn nieuwe cd hier is ontstaan; het idee, de toon, de geruststellende eenzaamheid. We gaan zitten in de bibliotheek. De stoelen zijn zo ontworpen dat je aangemoedigd wordt om je gesprekspartner goed aan te horen, licht naar voren gebogen. Een niet te groot tafeltje, muziek op hinderloos volume. Het enige lullige zijn de papieren onderzetters die aan de onderkant van de glazen blijven plakken. Ik maak er een propje van en stop ze in m'n broekzak.
In de romancyclus Les Trois Villes (1898) noemt Zola de katholieke kerk en de vrijmetselarij ‘bronnen van elkaars schaamte', twee koopmannen die staan de schreeuwen in dezelfde straat. ‘De kracht van de beruchte loges, gehinderd door traditie, verzwakt door lachwekkende riten en teruggebracht tot een eenvoudig verbond van broederschap, zou een excuuswapen zijn in de strijd voor de menselijkheid, ware het niet dat de krachtige adem van de wetenschap de natie voortstuwt in de vernietiging van de oude religie.'
Aan de bar vang ik een flard van een gesprek op. Zowaar, een jongeman die werkt in Gibraltar. Een kunstenaar op een rots, een conceptuele beeldhouwer, vertelt hij. Ik vraag hem naar de Gibraltarese vrijmetselaars. Dat moet hem wel aanspreken; zijn werktuig, zijn dagelijkse werkzaamheden als symbolen voor het deugdzame leven. Ik wil hem mijn netvergaarde kennis delen. Vijftien loges, met in totaal bijna vijfhonderd leden. Dat betekent dat één op de zestig inwoners van Gibraltar vrijmetselaar is! De beeldhouwer kijkt me steeds vreemder aan. ‘I am not really into medieval stuff.' Hij draait zich om, naar de barman: ‘Fresh, vacation, rocky.'
museefm.org
silencio-club.com