een lijn, een huis, een huid
tel de gezichten, zoek naar de trots
want dit is een doek, een ruw vlak, een beeld zonder dimensie
een onvoelbaar zicht
hier vormen muren een landschap
een fantoomruimte die de regen weerhoudt
de zon van de huid
weerhoudt
koud heeft hij het niet
het landschap is solide, het briesje vals
tussen zijn handen ontbreekt het object, ontbreekt het dienblad, de rinkelende glazen
erg alleen in de hoek is hij dienstbaar,
is het object
draagt hij de lucht, draagt hij de ruimte
in de middelste kamer staat een meisje, een zachtroze meisje
houd haar aan een draadje
houd haar op het rechte pad
laat haar niet buiten de lijnen
maak de kromming volmaakt
wie heeft de zon uitgesmeerd? de bomen in beweging gebracht?
wie bepaalt de aan te nemen vorm?
ieder kind het leerproces van netheid, het goede
balanceren van edele borden
het snerpen van een zilveren mes tegen duur porselein
het knarsen van de essenhouten vloer
tussen de smaragdgroene wanden galmt behoorlijkheid, een meisjeskoor
steeds schriller klinkt een meisjeskoor
de adoratie van een middelpunt, een babytelg
wie is de belofte? wie ontstijgt de vlakke lijn niet?
alles hier is vooraf vastgelegd:
de gemeten afstand tussen stoel en tafel
de gemeten afstand tussen mens en huid
het achterlaten
van lege zitplekken
en tijd kostte het en maatwerk
maar deze ruimte echoot
in hollandse steden,
in het wellevend korps
want alles lijkt op iets anders
alles bestaat uit drie lagen: een lijn, een huis, een mens
een datum, een jaartal, een tijdperk
erg alleen in de hoek is hij het zwijgen, de dienstbaarheid
dat wat in het behang kruipt, het toebehoren
aan de ruimte, het onmisbare
hij is drie lagen
en een ervan het meest:
een lijn, een huis, een huid
de dikte van de verf
het uitsmeren
het opdrogen
een vals briesje
strijkt de lucht glad, maakt het smetteloos