Schrijfresidentie Parijs 2015

Een gebouw als een muziekstuk. Het Collège néerlandais in Parijs

door Jolien Paeleman

Datum 3 april 2017

Jolien Paeleman verbleef tijdens de schrijfresidentie van deBuren op de cité Universitaire in Parijs. Ze schrijft over de bijzondere architectuur van een van de prachtige huizen op dit domein: het Collège Néerlandais, gebouwd door de Nederlandse architect Willem Dudok. In de zomer van 2015 was de renovatie nog bezig, het gebouw werd in 2016 heropend.

'Een relict uit een tijd waarin gebouwen niet werden gebouwd, maar gemusiceerd, als de toekomstdromen van een componist.'

Jolien Paeleman

Een gebouw als een muziekstuk. Het Collège néerlandais in Parijs

Wanneer de avond valt over de Parijse Cité universitaire verlaat ik mijn kamer in het Belgisch huis, de Fondation Biermans-Lapôtre. De wandeling voert dwars door het park, naar de westelijke uithoek, met als eindpunt het Collège néerlandais. De website van de Cité universitaire vermeldt dat het Nederlandse studentenhuis wordt gerenoveerd, en dat de werken afgerond zullen zijn in de zomer van 2015. Zover zijn we, maar de inhuldiging wordt nergens aangekondigd. De verbouwing zal nog aan de gang zijn, denk ik, en inderdaad. In de verte zie ik de gestapelde werfkeet, de stellingen, de zeilen, de houten afsluiting die pottenkijkers moet weren.

De Cité universitaire de Paris beslaat een park van 34 hectare in het zuiden van de stad, net binnen de périphérique. Vanaf het begin van de jaren twintig werden hier internationale huizen opgericht voor de vele buitenlandse gasten die in Parijs studeerden. Tegenwoordig huisvesten de 37 gebouwen van de CIUP jaarlijks zo'n vijfduizend residenten uit alle hoeken van de wereld. De studentenhuizen die vóór de oorlog werden gebouwd, onderscheiden zich van elkaar door een voor hun land typische bouwstijl. Zo is er het Zuidoost-Aziatische huis, gelegen naast het Collège néerlandais, dat een beetje doet denken aan een Chinese tempel, terwijl iets verderop de Fondation hellénique, met zijn Griekse tempelfront en fries, evenmin twijfel laat over de inspiratiebron van de architect. Na de Tweede Wereldoorlog werd met de Internationale Stijl het roer volledig omgegooid: het uitvlakken van de verschillen tussen naties was tegelijk hefboom voor en uitdrukking van vredeherstel. Het Cambodjaanse en het Tunesische huis, beide gebouwd aan het begin van de jaren vijftig, zijn voorbeelden van een rationele, functionele architectuur, zonder nationale stilismen of decoraties. Die konden alleen maar verdeeldheid zaaien. Deze nieuwe architectuur bouwde grotendeels verder op het pionierswerk van Le Corbusier, die hier de Zwitserse en Braziliaanse studentenhuizen had gebouwd.

Het Collège néerlandais is geklasseerd als monument, net als de twee studentenhuizen van Le Corbusier. Met zijn onversierde blokkencompositie uit 1938 kan het Collège niet worden gerekend tot de groep traditionele gebouwen van voor de oorlog. Evenmin is er sprake van Internationale Stijl avant la lettre, want form volgt hier niet echt function.

De ‘rythmische massaverdeeling' van Willem Marinus Dudok

Gehuld in een dichtgeknoopt kostuumvest met gestreept vlinderdasje, buigt een man zich over een tekentafel. Een foto uit 1954 toont Willem Marinus Dudok, de architect van het Collège néerlandais. Scherpe gelaatstrekken, maar geen spoor van strengheid. Hij is die dag zeventig geworden. Sinds 1915 was Dudok aangesteld als directeur Publieke Werken van de stad Hilversum, waar hij in de loop der jaren vele stadsvernieuwingsprojecten leidde: woonwijken en scholen, een badhuis, een begraafplaats.

Willem Dudok © Beeldbank Amsterdam

Toen Dudok in 1928 gevraagd werd het Nederlandse studentenhuis in Parijs te ontwerpen, had de architect al naam gemaakt in eigen land, en begonnen zijn tekeningen ook op te duiken in buitenlandse tijdschriften. Vooral zijn nieuwe raadhuis in Hilversum maakte furore. Het Collège néerlandais lijkt sterk op het Hilversumse raadhuis, maar is veel compacter. Hier in Parijs, op de hoek van de boulevard Jourdan en de rue Émile Faguet, had Dudok dan ook minder plaats om zijn - zoals hij het zelf noemde - "kubistische" experiment uit te voeren. Hij liet zich bij het ontwerp niet leiden door het bouwprogramma, maar concentreerde zich op het samenbrengen van bewoonbare volumes, in harmonie met elkaar en met hun omgeving. Voor een invulling van het begrip "harmonie" verwees Dudok naar zijn muzikale achtergrond: zijn vader was componist, zijn moeder pianiste, en hij was een muzikaal begaafd kind dat zonder veel moeite piano leerde spelen. Later, wanneer hij zichzelf opleidde tot architect met behulp van de bouwkundige kennis uit zijn militaire scholing, zocht hij naar een visueel-ruimtelijke vertaling van muzikale harmonie. Wat zijn vader met muziek had bereikt, wilde hij bereiken met architectuur.

Het boek Dudok in Parijs, in 1999 samengesteld door een Nederlands team van erfgoedkundige detectives, is geheel gewijd aan het Collège néerlandais. Het is een inventaris van de oorspronkelijk toegepaste bouwtechnieken, materialen en kleuren. Foto's van het einde van de jaren negentig tonen het gebouw in een haastig opgelapte staat. Op veel plaatsen is het pleisterwerk gebarsten, en een groot deel van de elegante raamprofielen uit staal is vervangen door plompe plastic raamkaders. Dakranden werden bij hun herstelling verhoogd en slanke luifels werden aangedikt. Het oorspronkelijk zachtgeel getinte gebouw werd zowel binnen als buiten in een fel wit overschilderd. De jaren hadden Dudoks "rythmische massaverdeeling" duidelijk niet onaangetast gelaten; het studentenhuis was aan een grondige restauratie toe.

Op de koffie bij het architectenteam

Nu, in de zomer van 2015, hebben de gepleisterde façades hun oorspronkelijke zandkleur terug. Ook de nieuwgeplaatste stalen raamkaders hebben deze kleur. Ik bekijk het gebouw vanaf het trottoir aan de overkant van de boulevard Jourdan. In het schemerdonker lijkt het een zwak maanlicht te verspreiden, en het zijn de beroemde woorden van "rationalist" Le Corbusier die me te binnen schieten: "L'architecture est le jeu savant, correct et magnifique, des volumes sous la lumière." De gevels aan de straatkanten van de Cité universitaire zijn de hoogste, met vijf tot zeven verdiepingen. Het is een gebouw om lang naar te kijken, vanuit wisselende hoeken. Het is een gebouw dat gefilmd moet worden. Overal waar een massief muurvlak een andere volle muur loodrecht dreigt te raken, heeft de vormencomponist een kleine in- of uitsprong voorzien, of een glaspartij die de bouwvolumes visueel van elkaar gescheiden houdt. Net zoals het Hilversumse raadhuis en veel andere publieke gebouwen van Dudok heeft ook het Collège néerlandais een hoge toren, hier zonder klok. Onder aan deze toren bevindt zich de hoofdingang, waarvan nu enkel de "zwevende" betonnen luifel te zien is, want de houten werfafsluiting laat nergens een opening om door te gluren. Van het werfbord noteer ik enkele telefoonnummers.

Na een kort telefoongesprek word ik uitgenodigd op de koffie bij het architectenteam dat de renovatiewerken van het Collège néerlandais superviseert. Marc Ferauge, een van de vennoten van het bureau, knikt instemmend: het gebouw is niet als typisch vooroorlogs, maar evenmin als "naoorlogs" te bestempelen. Asymmetrisch geplaatste volumes met platte daken en lange bandramen geven het een modern uitzicht. Maar in Dudoks ontwerp is niet het voor functionalisten zo cruciale bouwprogramma de belangrijkste parameter geweest, wel de ruimtelijke belevingswaarde. Tijdens de bouw, die bijna tien jaar in beslag nam doordat halverwege de jaren dertig de geldkraan voor jaren werd dichtgedraaid, kwam Dudok op eerdere beslissingen terug en werd het ontwerp soms vrij ingrijpend gewijzigd. Dit heeft zijn gevolgen gehad voor de structuur, die uiterst complex blijkt, zucht mijn gastheer: zo werd hij geregeld verrast door balken op plaatsen waar je ze niet meteen verwacht.
Vanaf de jaren dertig kregen Dudoks gebouwen steeds meer kritiek te verduren uit - vooral Nederlandse - architectenkringen. Zijn ontwerpen zouden geen uitingen zijn geweest van een waarachtig moderne geest, omdat ze volgens critici getuigden van een gebrek aan "rationele vooruitstrevendheid". Dudok was volgens sommigen een oude aristocraat met achterhaalde ideeën, wereldvreemd en sentimenteel in zijn onverbeterlijke hang naar traditionalisme. Ook het Collège néerlandais werd hierop afgerekend: de nooit ontbrekende "kerktoren", het lieflijk "Hollandse" karakter van de kleine raamverdelingen, nutteloze luifelaanzetten, een onverklaarbare patrijspoort. Dudok zelf had het niet zo voor getheoretiseer. Hij liet zich niet van de wijs brengen, en ging door op de ingeslagen weg, die van het componeren van massa's en leegtes. Een architect moest volgens Dudok in de eerste plaats een samenspel creëren van de drie dimensies en hun verhoudingen, van materialen, kleuren en lichtinval.

Citadel Dudok

Met een geleende helm op het hoofd sta ik te wachten onder de luifel van de hoofdingang, bij de gedenkplaat van de feestelijke inhuldiging van 1938. Het groepje architecten en werklieden bij wie ik me aan het begin van de rondgang heb aangesloten, bespreekt een uitvoeringsprobleem onder aan de toren, waarin een lift wordt ondergebracht. Een toegang die breder moet, of verplaatst moet worden, of allebei. Ik werp een blik in de inkomhal met het lage plafond en de brede, ronde kolommen. Van deze voormalige "theegalerij" bestaat een foto van het einde van de jaren dertig, met bedeesd poserende jongedames en -heren, gezeten in elegante salonmeubels onder dakramen die het daglicht genereus laten binnenstromen. Nu is diezelfde galerij volgestouwd met lege kartonnen dozen die bijna tot aan het plafond reiken, afgekoppelde gietijzeren radiatoren en onderdelen van rookafvoerkanalen. Achter deze stoffige woestenij ontsluiten grote glazen schuiframen de centrale binnenplaats van het gebouw. Ik baan me een weg langs de stapels dozen, naar de grote feestzaal, waar het plafond abrupt een volledige extra verdieping aan hoogte wint. Aan de overzijde van de zaal is er een podium, waar een toekomstig publiek vanaf de tussenverdieping goed zicht op zal hebben. Witte plastic zeilen verbergen grote muurschilderingen. Eén ervan toont een kaart van de oude Nederlandse kolonies in Azië. In een benedenhoek van het schilderij staat een koopman met zwaard, kompas en anker, de attributen van een machtig zeevaarder. Hij spreekt, deze zeventiende-eeuwse held: "Despereert niet... want daer can in Indië wat groots verricht." Je kunt je afvragen of het wel een goed idee was om hier, in zo'n filantropisch oord als de Parijse Cité universitaire, Nederlands "grootse verrichtingen" op Java en Sumatra in de verf te zetten. Het schilderij zou inderdaad kwaad bloed gezet hebben bij directieleden van het Collège néerlandais, maar wat Dudok ervan dacht, is niet bekend.

De hoge ramen van de zaal geven uit op een grote centrale binnenplaats. De vijver, een rechthoekige uitsparing in de met gele tegels bezette ondergrond, is leeg tot op de azuurblauwe bodem. Op het platte dak van de inkomhal zijn twee werklieden aan het lassen. Achter de gevels aan de overzijde van de binnenplaats, nu verborgen door stellingen, bevonden zich de strikt van elkaar gescheiden jongens- en meisjesvleugels. Hoog boven de dakranden staat de diepblauwe hemel van een hete zomerdag, en ik herinner me plots iets wat Borges schreef over een binnenplaats in Buenos Aires: "De patio is het raam waarlangs God de mensenzielen binnenkijkt." God hield hier een oogje in het zeil, in deze paternalistische vesting van protestantse zedigheid aan de rand van Parijs. De stad die in de jaren dertig wellicht de meest genotzuchtige en heidense stad ter wereld was. Collège néerlandais, of Citadel Dudok: het was een schitterende utopie, een wonderlijk naïef project. Een oordeelkundig spel van volumes onder het licht, verzameld rond een alziend oog. In een nabije ruimte wordt een slijpschijf in gang gezet die mijn gedachtegang doorklieft. Ik vat het lawaai op als een aansporing om verder te gaan.

Ik loop trappenhuizen in en gangen door, langs studentenkamers en badkamers, en bekijk door beslagen vensters met "Hollandse" raamverdeling de binnenplaats van bovenaf, en ook de omgevende stad, door verdiepingshoge smalle ramen en brede bandramen, door kleine venstertjes die iets breder zijn dan schietgaten. Hoe lang ik ook kijk, het zijn niet meer dan snapshots van de wereld daarbuiten. Op het grote dakterras van de westelijke vleugel, het voormalige "meisjesterras", staat een man van Noord-Afrikaanse afkomst de stalen buizen van een borstwering te schilderen in dezelfde alomtegenwoordige zandkleur. Hij knikt me vriendelijk toe terwijl ik Dudoks ontwerp van de dubbele glazen deur bekijk. "Qu'est-ce que tu crois?", vraagt hij, "une autre couche?" Verschrikt schud ik het hoofd. Duizenden en duizenden liters van die verf moeten er gevloeid zijn op binnen- en buitenmuren, op deurbladen, op raamkaders, kroonlijsten en borstweringen. Die monochromie heeft iets waanzinnigs; ze wijst op een obsessie voor zandkastelen. Maar hier, op dit grote dakterras aan de rand van de stad, krijgt het oog weer vrij spel. En toch. Vanuit de verte eisen de torens van Eiffel en Montparnasse de aandacht op. In de vroege lente van dit jaar stond ik nog op het dak van de Tour Montparnasse en meende ik, turend in zuidelijke richting, tussen hoge woontorens de Cité universitaire te herkennen. En hier ben ik nu, aan de rand van diezelfde Cité, die een vredig werelddorp blijkt te zijn, omringd door grootstedelijk verkeersgeweld. Ik sta op een overgebleven stuk citadelmuur. Een relict uit een tijd waarin gebouwen niet werden gebouwd, maar gemusiceerd, als de toekomstdromen van een componist.

Met dank aan Marc Ferauge en zijn team voor de rondleiding op de bouwplaats.

 

De Cité Université de Paris heeft een informatiecentrum genaamd L'Oblique, waar een permanente tentoonstelling is ondergebracht over de bouwgeschiedenis van de Cité. Men kan er ook de archieven van de verschillende studentenhuizen raadplegen en deelnemen aan geleide bezoeken.
Deze tekst werd geschreven tijdens een residentieproject in Parijs van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre in de zomer van 2015. 

  • Het artikel werd gepubliceerd op de blog van Ons Erfdeel (06.06.2016).

  • Het artikel verscheen in Franse vertaling in Septentrion (2016 #2).