De zoektocht naar Radna Fabias

door Lorenz De Witte-Vroman

Datum 4 juli 2019

Met de Grote Poëzieprijs 2019 werd Radna Fabias' bundel Habitus onlangs voor de vierde keer met een grote prijs bekroond. Stagiair Lorenz De Witte-Vroman ontmoette Fabias tijdens de leesclub deBuren Boekt en was zo onder de indruk van haar persona en poëzie dat hij zich verdiepte in de receptie van haar bundel. Waarin schuilt haar aantrekkingskracht? Welke elementen komen terug in de verschillende recensies en interviews? En vindt hij hierin een verklaring terug voor zijn eigen fascinatie?

‘Het gebeurt niet vaak dat critici een poëziedebuut unaniem tot meesterwerk uitroepen’

Tien jaar lang schreef Radna Fabias in alle stilte. Toen ze in 2016 met het gedicht gieser wildeman de Poëziewedstrijd van de Stad Oostende won, werd ze gecontacteerd door De Arbeiderspers met de vraag of ze toevallig nog wat meer had geschreven. Twee jaar later, in het voorjaar van 2018, verscheen Habitus, Fabias’ poëziedebuut. Haar dichterlijke bestaan kwam in een stroomversnelling terecht. ‘Het gebeurt niet vaak dat critici een poëziedebuut unaniem tot meesterwerk uitroepen,’ schreef Piet Gerbrandy in Ons Erfdeel. Toch is dat exact wat Habitus overkwam. De 118 pagina’s tellende bundel werd onthaald als een van groot formaat. Eric van Loo (Meander) noemt het een ‘poëtische dijkdoorbraak’, Alfred Schaffer (De Groene Amsterdammer) een ‘barstensvolle en overdonderende dichtbundel … een grote leeservaring’. Gerbrandy had niets dan lof toen hij stelde dat ‘Habitus van Radna Fabias volkomen terecht [is] binnengehaald als een rijp en overrompelend boek.’

De recensenten waren laaiend enthousiast, jury’s overstelpten Fabias met poëzieprijzen. Habitus is ondertussen al vijfmaal herdrukt, een lot dat de meeste romans niet is gegund, laat staan een dichtbundel. Fabias zelf valt niet meer weg te denken uit de literaire scene. Interviews, lezingen, en leesclubs stapelen zich op. Ze kan zowaar van haar poëzie leven. Waarom net deze bundel zo’n groot succes geniet, valt moeilijk te achterhalen. Het succes van een dichter is nooit alleen afhankelijk van diens kunde en vernuft. De wegen van het literaire veld zijn ondoorgrondelijk. Wat we wel enigszins kunnen doorgronden is wat precies deze fascinatie voor een dichter en haar bundel behelst. Interviewers en recensenten laten immers heel wat bewijsmateriaal rondslingeren.

Aan de hand van een kleine discursieve analyse van een achttal recensies van Habitus en een zestal interviews met Fabias probeer ik te achterhalen hoe de bundel wordt gelezen, wat daarbij de grote aandachtspunten zijn, wat voor vragen Fabias krijgt voorgeschoteld en hoe die aansluiten bij de thema’s die in de bundel worden aangereikt. Kortom, welk beeld wordt opgeroepen van zowel bundel als dichter, en is er overlap tussen die twee? Wat maakt Habitus en Fabias zo intrigerend? Kan een discursieve proefboring blootleggen wat lezers intrigeert aan Habitus en Radna Fabias en kan het me ook iets meer vertellen over mijn eigen fascinatie?

‘Een dichter met lef die afrekent met het veilige vers’

Wat maakt Fabias’ debuut volgens recensenten zo’n knaller van formaat? In de zwarte kaft van de lijvige bundel zijn vier opvallende gaten geperforeerd die meer zwart onthullen. Voorbij het uiterlijk vertoon valt Habitus in de eerste plaats op door zijn ‘opzwepende, verhalende, provocerende en lyrische taal’ (van Loo). Obe Alkema (NRC Handelsblad) maakt zijn belangstelling voor haar taal meteen duidelijk in de titel van zijn recensie: ‘Je droomt in de taal van de voormalige eigenaar.’ Die verwijst tevens naar de postkoloniale thematiek. Hij heeft het vervolgens over de ‘verraderlijke slagkracht’ van Fabias’ taal. De opsommingen en herhalingen zijn ‘simpele, maar effectieve middelen waarmee Fabias haar poëzie zo veelzijdig en ambigu maakt’.

Ook Gerbrandry heeft lovende woorden voor Fabias’ taal: ‘Het werk is lyrisch, retorisch effectief, afwisselend teder en keihard, en hier en daar ook heel grappig … Het ritme is vrij en indringend’. Vrij is Fabias niet alleen in haar ritme, ze ‘durft alle hoeken en gaten van de poëzie als kunstvorm te benutten, de gedichten zijn dan weer kort en lyrisch, dan weer verhalend en lang, nu eens helder en toegankelijk en dan weer hermetisch en experimenteel’ (Schaffer). Menno van der Beek (Liter) stelt dat Fabias ‘vrij associërend, opsommend, overdonderend, soms schreeuwend, soms ratelend en dan weer in korte, komische mededelingen [haar verhaal doet]’. Habitus’ overweldigende veelheid die de recensenten hier becommentariëren, maakte ook deel uit van mijn eerste indruk van de bundel. De lange bundel kent een grote verscheidenheid aan poëtische vormen en beperkt zich niet tot een register, stijl of taal. Fabias wordt dan ook gezien als een dichter met lef die afrekent met het veilige vers. Ze schudt de poëziewereld wakker.

De warrelende wereld

Voorbij die initiële overbluffende indruk, zien recensenten Fabias uitblinken door haar observatievermogen. Alkema beschrijft het als haar ‘scherpe en gefocuste oog voor detail’, haar ‘steriele waarnemersoog’. Janita Monna (Trouw) noemt het Fabias’ ‘zintuiglijke taal’. Vooral het openingsgedicht wat ik verstopte en aantoonbaar geleverde inspanning, het laatste gedicht van het derde deel, zijn uitblinkers, gelardeerd met opsommingen, herhalingen en meanderende beschrijvingen. Maria Barnas (de Volkskrant) heeft het volgende te zeggen over wat ik verstopte: ‘het is alsof Fabias een camera aanzet in haar hoofd en de lezer een zes pagina’s tellende, levendige documentaire biedt’. Schaffer beschrijft het als beelden die over elkaar heen buitelen. Buser noemt het dan weer een ‘hiërarchieloze stoet … filmisch’. Deze cinematografische vergelijkingen komen niet uit de lucht vallen. Een titel als uitzicht met kokosnoot (in sovjet-montage) spreekt filmdelen. De observaties zijn vaak beladen, maar interpretaties zijn ‘onderkoeld … onnadrukkelijk’ (Barnas) en voorzien van een stevige dosis ironie en zelfspot.

Fabias’ camera focust op actuele maatschappelijke thematieken. Monna noemt ‘huidskleur en vrouw-zijn’, Gerbrandy ‘seksualiteit, etniciteit en religie’, Schaffer ‘armoede, machogedrag, klassenverschillen, seksisme’. Het is een poëzie die niet in een ivoren toren woont, maar die begaan is met de wereld, een geëngageerde poëzie. Maar Habitus gaat volgens de recensies niet alleen om de grote wereld; het draait ook om het kleine individu. De bundel beschrijft ‘hoe iemand door de wereld navigeert’ (Alkema), of misschien wel twee werelden, waarvan de een aardig wat weg heeft van Curaçao en de ander verdacht veel lijkt op Nederland. Ook identiteit en migratie spelen dus een grote rol.

'Haar gulzige poëzie verbeeldt gelijktijdigheid, meerduidigheid en vloeibaarheid’ 

Er is niet één afgebakend thema, het is ‘gulzige poëzie’ (Schaffer). Recensenten observeren hoe die overvloed aan thema’s en onderwerpen samenvloeien in de bundel. Het zijn relevante en delicate thema’s waar Fabias zich duidelijk om bekommert. Het is die betrokkenheid die Gerbrandy ertoe brengt Habitus een ‘politiek project’ te noemen. Toch heerst het gevoel dat Fabias geen pasklare antwoorden of oplossingen aanreikt. Ze ‘benadert vragen’ (Barnas), ze onderzoekt ‘ondoorgrondelijke raadsels’ (Gerbrandy). Sommige gedichten voelen aan ‘alsof de dichter aan het zoeken en aan het proberen is’ (Buser). Haar gulzige poëzie verbeeldt ‘gelijktijdigheid, meerduidigheid en vloeibaarheid’ (Schaffer) en maakt ons deelgenoot in deze ‘zoektocht in ruim honderd pagina’s’ (van Loo).

Fabias confronteert ons met een overvloed aan thema’s, beelden en vragen. Die gelaagdheid wordt alleen maar in de verf gezet door de veelstemmigheid die voortkomt uit Habitus’ stilistische, talige en vormelijke eutrofie. Dit was ook mijn perceptie. Het is die combinatie van vormelijke en inhoudelijke overvloed die de bundel zo levendig maakt. Uiteindelijk wordt een beeld geschetst van Habitus waarin de bundel niet vast te pinnen valt op één vorm, één taal, één onderwerp. Het is poëzie in beweging, een geëngageerde en levende poëzie.

Een debutante komt uit de lucht vallen

Niet alleen haar bundel, ook Fabias zelf komt in het middelpunt van de belangstelling te staan. Interviewers is het onverwachte en overdonderende succes van de bundel niet ontgaan. Marjoleine de Vos (NRC) beschrijft hoe uitzonderlijk zo’n hartelijke ontvangst van een poëziedebuut is. Roelof ten Napel (Klecks) merkt op dat zowel de Volkskrant als NRC in hun recensies van Grunbergs jongste, Goede mannenFabias citeren. In het gedicht ‘aantoonbaar geleverde inspanning’ moet de ‘ballotant’ leren omgaan met ‘de alomtegenwoordigheid van Arnon Grunberg’, waarop ten Napel schalks stelt: ‘Als dat geen levende poëzie is?’ Dat Fabias in de prijzen valt, mag niet onvermeld blijven, ze is ‘gelauwerd voor haar debuutbundel’ (Trouw, Monna) met de C. Buddingh’-prijs, de Awater Poëzieprijs, de Herman de Coninckprijs voor poëzie en meest recent met de Grote Poëzieprijs. Alvorens het eigenlijke interview begint, mag het de lezer niet ontgaan zijn: we hebben tegenover ons een succesvol dichter. Habitus is gelezen is goed bevonden.

Radna Fabias tijdens de leesclub deBuren Boekt

Zelf noemt Fabias die aandacht ‘een idiote situatie, de belangstelling is echt niet normaal’ (de Vos). Die reactie hoeft niet te verbazen. Ze schreef ‘zonder lezend publiek’(KaraktersAlma Schuringa), heeft zich ‘afzijdig gehouden van elke scene’ en werkte ‘jarenlang achter de schermen’ (Monna) vooraleer ze doorbrak met haar debuut. Even belangwekkend als het ongekende succes van de bundel is dus Fabias’ status als voormalig onbekende buitenstaander. Fabias’ leven is totaal veranderd, en ook dat mag niet onvermeld blijven. Het interview met Trouw had Fabias bijna gemist; een al te hectische agenda doet iets met een mens. Aan Karakters vertrouwde ze toe dat ze de belangstelling gek en vreemd vindt en dat ze haar debuutsucces nog aan het verwerken is. Op de vraag hoe ze haar succes verklaart, moet ze het antwoord schuldig blijven. Hoewel haar leven er nu misschien helemaal anders uitziet, probeert Fabias zichzelf niet op de voorgrond te plaatsen. Ze gelooft ‘niet per se in de zin van de aanwezigheid van de auteur’. Ze begrijpt dat een volstrekte afwezigheid onmogelijk is, maar ze houdt zich niet bezig met het weerleggen van bizarre interpretaties van haar werk. ‘Ik heb de neiging om me terug te trekken. Ik vind het interessant om te kijken hoe de mensen het interpreteren.’ (NRC)

Een rolmodel dat geen rolmodel wil zijn

In 2016 stelde Fabias in een interview voor Digther nog dat ‘de écht grote problemen, de dingen waar mensen aan sterven, die generaties aan pijn veroorzaken, geen thuis [vinden] in mijn zinnen … Ik schuur er slechts langs. Soms met dichtgeknepen ogen. Vaak met huiver.’ Met de publicatie van Habitus in 2018 ligt die situatie enigszins anders. Fabias wordt gebombardeerd tot een geëngageerd dichter die de grote thema’s niet schuwt. Ook in interviews komen die onderwerpen aan bod. De Volkskrant vraagt haar hoe het was om naar Nederland te verhuizen, waarom in de bundel het n-woord steeds cursief staat en waarom ze over vrouwen wilde schrijven. Respectievelijk vragen met betrekking op migratie, racisme en feminisme. Trouw vraagt haar naar haar afkomst en jeugd, naar vrouw-zijn, schaamte en heimwee.

Het is weinig bijzonder dat een dichter gevraagd wordt naar de onderwerpen die men in haar poëzie bespeurt. Toch doet zich hier een interessante verschuiving voor. Habitus, zoals we reeds zagen, wordt voorgesteld als effectieve poëzie, grote poëzie, een politiek project; Habitus is een maatschappelijk geëngageerde bundel. Die maatschappelijke dimensie krijgt in interviews een persoonlijker, individueler karakter. Fabias ziet zichzelf immers ‘liever niet als deelnemer in een groot politiek discours’ (Karakters). Ze wil geen rolmodel zijn. Fabias is feministe, immigrante en zwart, maar wordt vervolgens ‘de representant van een groep’ terwijl ze dat net probeert te vermijden. Ze wil voor zichzelf spreken ‘met alle twijfel, tegenstellingen en dubbelheid die bij mijn specifieke blik horen’ (NRC).

Het is dan ook net die twijfelende houding die op de achtergrond wordt geschoven wanneer Fabias een activistische auteur wordt genoemd. Ze maakt in een interview met Karakters het onderscheid tussen iemand als Édouard Louis, een politiek schrijver voor wie tussen auteur en lyrisch ik geen onderscheid bestaat, en haar eigen, zoekende stem. Meermaals benadrukt Fabias dan ook geen persoonlijke informatie te delen in haar poëzie. Haar stem valt niet zonder meer samen met de stem die weerklinkt in Habitus.

‘Op papier is het goed zoeken, goed twijfelen’

Fabias oppert dat ‘poëzie uitnodigt om aan de taal zelf te rommelen en die te bevragen en misschien überhaupt om dingen te bevragen’ (Karakters). Zekerheid is haar ding niet, haar blik is troebel, ze heeft ‘een obsessie met beweging’ (NRC). Een voorbeeld hiervan is haar ‘ongemakkelijke relatie met aan toevalligheden (geboorteplaats, etniciteit, sociaaleconomische startpositie, geaardheid, sekse, etc.) ontleende trots’. Op een vraag over feilbaarheid en trots bij minderheden begint ze een lange en genuanceerde repliek met ‘als ik die vraag tracht te beantwoorden loop ik vol met nog meer vragen en tegenstellingen’ (Klecks).

Poëzie was voor Fabias dan ook een logische keuze, ‘op papier is het goed zoeken, goed twijfelen’ (Digther). Ze heeft het meermaals over de menselijke gebrekkigheid en imperfecties en is duidelijk op zoek naar poëzie die de dichter niet verheft tot held, poëzie die de menselijke zwaktes en kleinheid toont. Uit al die onzekerheden, vragen en complexiteiten valt moeilijk een eenduidige politieke boodschap te distilleren.

Radna Fabias tijdens de leesclub deBuren Boekt

‘Hier stopt het’

Fabias’ debuut is een unicum. Het gebeurt niet vaak dat een dichtbundel unaniem zo positief wordt onthaald. De vormelijke, talige en inhoudelijke veelheid van Habitus heeft een overrompelend effect op de lezer. Omwille van Fabias’ migratieachtergrond en de thema’s die haar bundel aanraakt, werd haar werk al snel gebombardeerd tot ‘politiek project’. Zelf zegt ze zoekende te zijn, geen antwoorden te bieden en geen deel te willen uitmaken van een groep. Ze kijkt vanuit haar eigen specifieke perspectief, en ook dat observatievermogen is niet onopgemerkt gebleven. Voor mij ligt net daarin de grote aantrekkingskracht. Niet alleen in het feit dat Habitus in zijn magistrale veelheid duidelijk levende poëzie is, poëzie die zich met actuele, precaire thema’s bezighoudt. Het is evenzeer een allerpersoonlijkste poëzie. We treffen een poëzie en een dichter aan die een hele resem vragen stellen. Ze tonen zwaktes, menselijke feilbaarheid en zeggen ons dat het oké is ook eens iets niet te weten.

 

Lorenz De Witte-Vroman liep stage bij deBuren in het voorjaar van 2019. Hij schreef ook Zwarte gate in een rommelig universum, een verslag van de leesclub met Radna Fabias. 

Recensies

Interviews