De vlucht van Hugo Grotius
Maria, mijn listig eilanddier
het duister in de kist doet mijn ogen bloeden
het bloed vloeit in de houtkieren, zand
en zwarte mieren, ze wroeten in mijn borst als Maurits’ harde hand
toch droom ik oceanen, in mijn boek ooit vrijverklaard
ze schitteren hallucinogeen, onbegrensd als geesten
nu erachter de enigmatische rode gloed
van woekerende eureka's oprijst
Maria, ruik je de rook met het gezicht van een veroveraar?
we droomden samen een kleine droom van een gouden wereld
nu ligt mijn figuur bar en gebroken
ik ben een stomme kleipop door God neergeworpen
mijn ideeën, dwaalroutes waar spookschepen varen
Maria, zon, verlossing
laat mijn botten niet bleek klingelen als rijksdaalders in deze kist
herontdek mij
jouw gezicht, ik zie het, het is het bloemblad
temidden het manuscript
temidden mijn wonderkindgeheugen, donkerend
spreekt angst alleen in de moedertaal