De ontdekking van kleur
Ik vraag me weleens af of er een speciaal stofje in het drinkwater zat, in het Parijs van de late negentiende eeuw. Het is nauwelijks te bevatten hoeveel waanzinnig goede en vernieuwende kunst en literatuur daarvandaan kwam. Parijs was de absolute hoofdstad van de kunsten en werd rond 1900 ook de hoofdstad van de muziek. Het was de tijd van Erik Satie, Claude Debussy en Maurice Ravel.
Parijs was uitgegroeid tot metropool. Rond 1900 woonden er met de voorsteden erbij ongeveer vier miljoen mensen. Zeker tijdens het Belle Époque, de vredige periode tussen de Frans-Pruisische Oorlog en het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914, was Parijs welvarend. Maar waarom nou juist in deze stad talloze kunstrichtingen ontstonden – het realisme, het naturalisme in de literatuur, het impressionisme – en niet in een andere miljoenenstad, zoals Londen?
Misschien heeft het te maken met de revolutionaire traditie. In Frankrijk was er zo eens in de twintig, dertig jaar wel een grote omwenteling en werd het land door een andere despoot geregeerd. In 1848 was Karel Lodewijk Napoleon Bonaparte (1808-1873) president geworden, maar net als zijn oom Napoleon slaagde hij erin zich de absolute macht toe te eigenen. Hij liet zich tot keizer kronen.
Onder deze Napoleon III maakte Parijs zelf ook een revolutie door. De keizer liet de stedenbouwkundige Georges-Eugène Haussmann een plan maken om de stad te vernieuwen. Er kwam een netwerk van twaalf brede avenues die naar de Arc de Triomphe leiden. Het overgrote deel van de middeleeuwse stad moest voor zijn plannen wijken. Componisten als Satie en Debussy leefden dus in een stad in aanbouw, de vernieuwing was overal om hen heen.
Vanaf 1871 werd die vernieuwing ook noodzakelijk. Pruisen had Frankrijk in 1870 de oorlog verklaard en walste over de Franse troepen heen – het tijdperk-Napoleon III was ten einde. Bij het beleg van Parijs (tot eind januari 1871) was de stad gehavend; er was voedselschaarste geweest en Parijzenaars hadden ratten moeten eten. Dat leidde tot een sterk anti-Duits sentiment. De Fransen hadden in de afgelopen jaren de Duitse muziektraditie omarmd, ze hadden Beethoven bewierookt en jonge componisten waren in de ban geraakt van Wagner. Wat moesten ze nu?
Componisten besloten zich collectief van de Duitsers af te keren. In 1871 werd de Société Nationale de Musique opgericht. Het doel was het promoten van de eigen, unieke Franse muziek: de Ars gallica. De Franse toonkunst zou zich moeten onderscheiden van die van de ernstige, op vorm en retoriek kickende Germanen. Er moest een volwaardig antwoord komen op de Duitse orkestmuziek. Camille Saint-Saëns (1835-1921), van Het carnaval der dieren en de Danse macabre, was een van de oprichters. Ook Gabriel Fauré (1845-1924), van het Requiem, de operagigant Jules Massenet (1842-1912) en de uit Luik afkomstige César Franck (1822-1890) behoorden tot de vroege leden.