De kwalen van de zonnekoning
Nierstenen komen vrij vaak voor, ze variëren van zandkorrels tot gladde kiezels tot bergkristallen. Ze kunnen operatief via de rug verwijderd worden, maar meestal worden ze met een zogenaamde lithotriptor tot gruis gedrild om dan het lichaam bij het plassen (‘via de natuurlijke weg’) te kunnen verlaten. Tegenwoordig gebeurt dat in veel gevallen met elektrische schokgolven, onder plaatselijke verdoving toegebracht. Vroeger, leerde ik in het museum in de oude medische faculteit van Parijs, gebeurde het met een pijl en boog, die door de plasbuis naar binnen werd gestoken, en meermaals afgeschoten.
Dat dit gruwelijke medicijn blijkbaar minder erg is dan de kwaal, geeft wel aan hoe extragruwelijk de kwaal is. De spontane kristalvorming in de nier wordt meestal eerst niet opgemerkt, maar als de steentjes losraken en in de blaas terechtkomen kunnen ze leiden tot ondraaglijke, koliekachtige krampen die doorstralen naar het hele onderlichaam. Die pijn was zó vreselijk, dat op een dag een arts moet hebben gezegd: ‘Gek idee misschien, maar we kunnen anders eens proberen deze pijl en boog in uw penis te steken?’, waarop de man met de niersteen riep: ‘Doe het! Alstublieft! Steek die pijl erin en schiet ‘m af met die boog, want wie weet haalt het wat uit, en het kan sowieso niet erger zijn dan dit!’ Dat is in het kort de kwaal, het medicijn en de verschrikkelijkheid van het leven.
Weet u wie óók zo’n last van nierstenen had? In het Musée de l’Histoire du Medicin ligt een fors, knikkergroot exemplaar dat omstreeks 1700 is verwijderd uit de blaas van Lodewijk de veertiende; Le Roi-Soleil. Er staat niet gespecificeerd hoe de steen van binnen naar buiten de koning geraakte, maar kijkend naar de grootte van de steen hoop ik voor X-I-V op een operatie of desnoods een autopsie, maar in godsnaam niet de natuurlijke weg. Louis had een zeer zwakke gezondheid. In één van de weinige vrijstaande vitrines in het museum, dat zich onder het dak van de geneeskundefaculteit van de Université Paris Descartes bevindt, ligt naast de medicijnkoffer van de arts die de op St. Helena autopsie van Napoleon Bonaparte uitvoerde, een grote, stompe, gebogen haak. Hiermee werd, zo vermeldt het bordje, een fistel in Lodewijk’s koninklijke gat succesvol verwijderd. Een fistel is een buisvormige zweer, een soort spontaan ontstaan, ontstoken gangetje tussen de endeldarm en de huid bij de anus die moet worden opengelegd om te kunnen genezen. Minder succesvol was de hofarts van Lodewijk de Veertiende bij het verwijderen van een kies; de halve, doorrotte bovenkaak van de koning kwam in het trekgeweld mee, en hij overleefde de operatie maar ternauwernood.
Hoe wij ons hier plotseling de Zonnekoning herinneren, die man die Versailles groot maakte, de gehele Franse aristocratie aaneensmeedde, drie oorlogen won – aan de hand van zijn anale fistel, zijn enorme niersteen en zijn losgetrokken bovenkaak – geeft wel aan dat zelfs de allergrootsten onder ons niet immuun zijn voor kapotgaan. Voordat er in mijn eigen lichaam iets brak dat niet vanzelf overging (drie kleine botjes in de enkel), wist ik eigenlijk niet dat een lichaam kon breken. Soit, mijn grootmoeder stierf aan de gevolgen van een heupoperatie, maar ze stierf toch vooral omdat ze bijna honderd was, en omdat dat nou eenmaal zo gaat met grootmoeders. Een vreselijk ongeluk overkwam een kennis, maar het was de kennis zelf die overleed, hijzelf was in mijn gedachten, niet zijn lichaam dat tijdens het ongeluk is kapotgegaan en daarom stopte te functioneren. Toen ik in de operatiekamer mijn eigen been had zien liggen – het bot bloot en wit, de kuit opengelegd als een te vullen kalfsoester– schaamde ik me ervoor, en lalde ik drowsy van het roesmiddel: ‘Dat domme ding daarbeneden, dat bén ik niet.’
Mijn oog valt op een heel oud bot, gevonden in Herculaneum bij Napels: ‘Scheenbeen van een volwassen man met tekenen van een oude breuk’, en ik denk onwillekeurig aan mijn eigen been – een litteken, een aaneengespalkt bot, twee schroeven – maar wel weer heel. Ik ril bij de gedachte dat ik me maar weinig kan voorstellen van de bijna constante stroom aan pijn en ongemak waaraan mensen eeuwenlang zijn blootgesteld: maanden, járen van tandpijn, stinkende infecties van alle soorten, kreupelheid door verkeerd geheelde breuken, jicht, gezwellen. Angst door afwezigheid van geboortezorg, kindersterfte, het op onomkeerbaar wegvallen van zicht en gehoor, een pijnlijke, vroege dood.