De Hagenpreek, of de prediking van Johannes de Doper
Je moet goed kijken om me te zien, ik ben welbeschouwd de kleinste hier. Ik zit in m'n blootje bij mijn moeder op schoot, vind je ook niet dat ze een mooie hoed op heeft? Mijn ouders zijn helemaal achteraan gaan zitten, met moeite kan ik horen wat Johannes de Doper vertelt. Mijn vader is vooral druk met het lezen van die mans hand. Mensen komen van ver om zich door mijn vader de waarheid te laten vertellen. Maar als ze nou eens wat zachter zouden praten, dan kon ik tenminste horen wat er vooraan wordt gezegd. Wat ik wél heb gehoord is dat er kerken zijn bestormd en beelden kapotgeslagen. Er is verandering op komst. Mijn moeder was niet de enige die dit jaar hoogzwanger begon. De tijd zélf is zwanger, van verandering.
Iedere geboorte markeert een nieuw begin, en niet alleen het daadwerkelijk ter-wereld-komen. Ook een kapot geslagen schilderij of een omvergeworpen beeld is als een geboorte waarmee een nieuw begin wordt ingeluid. Het nieuwe slaat in op de status quo. Het nieuwe vernietigt het oude. Het is een proces van voortdurende innovatie, creatieve destructie.
Hier, nu we luisteren naar onze prediker, veranderen de regels van wat mogelijk is. Als een wonder zullen zijn woorden iets teweegbrengen wat sterker is dan haar eigen oorzaak.
Mijn moeder kijkt er verwachtingsvol naar uit, naar de geboorte van een nieuwe tijd. 'Jouw toekomst is hoopvol', fluistert ze zachtjes in mijn oor als ze me te slapen legt. 'Jij, kleintje, zult bevrijd zijn van het juk van die Spaanse overheersers en hun hypocriete geloof.'