Ik loop eerst langs het nabijgelegen graf van de schilder Paul Signac, vriend en volgeling van Seurat. Hij bleef Seurats uitvinding tot lang na diens dood verdedigen en illustreren met nieuw materiaal, ook wanneer niemand nog interesse kon opbrengen voor het chromo-luminaristisch experiment. Toen Seurat in 1891 stierf aan een longontsteking, verkondigde Signac dat zijn illustere vriend zich 'doodgewerkt' had aan zijn laatste doek, het onvoltooide Le Cirque, en schiep daarmee de mythe van een ascetische en introverte zonderling die zich wekenlang zonder noemenswaardige slaap of voedsel opsloot in zijn atelier, tot zijn verzwakte toestand hem uiteindelijk fataal werd. Martelaar van het neo-impressionisme, 'Georges Pierre Seurat / Artiste peintre / Décédé le 29 mars 1891, à l'âge de 31 ans'. Deze gedenkplaat bevindt zich langs de Avenue des Peupliers, in een kapel met het opschrift 'Famille A.C. Seurat'.
Aan het smeedijzerwerk van de deur hangen kleurige bloemen uit synthetische stof en een blad papier in een plastic hoesje, als bescherming tegen de regen. Eén kant van het blad toont een fotocollage van Une baignade à Asnières dat Seurat schilderde in 1884, enkele jaren voor Dimanche d'été à la Grande Jatte, en ook een oevertafereel. Bleke adolescenten zwemmen in de Seine. Eén van hen staat rechtop in het ondiepe water bij de oever en maakt met zijn handen een trechtervorm bij de mond, om iemand buiten het schilderij iets toe te roepen. Het werk hangt in de Londense National Gallery, waar de fotocollage gemaakt is. Onder de museumbezoekers is een breed glimlachende vrouw, van wie het korte haar enigszins lijkt op dat van de centrale figuur in het schilderij. Ze is in profiel gefotografeerd, haar voorhoofd en ogen zijn bedekt met een rood gekleurd vlak, als een extra haarlok. Om het Beatle-kapsel van de jongeman op het doek te imiteren? Ik draai de foto om. Op het plastic hoesje, niet op het papier dat erin zit, heeft iemand met blauwe balpen geschreven: 'J'aime bien tes oeuvres. RIP. Eleonora'. Een dun penseeltje dat ooit gebruikt is ligt centraal op de deurdrempel. Misschien van Eleonora, misschien van de glimlachende vrouw met het korte haar, misschien ook niet.
Terwijl ik aantekeningen maak bij het graf van Seurat, houden twee meisjes halt bij de plaats waar ik zit te schrijven. Ze werpen vluchtige, verveelde blikken van mij naar de grafkapel en terug. Ik doe alsof ik hen niet opmerk. 'I'd like to go to Jim Morrison because he's fun to look at.' 'I don't know much about him, was he a writer?' 'Nah. Musician?' 'Oh. Alright.' Het grondplan dat ze bij zich hebben wordt 360 graden gedraaid, tot een beslissing genomen is. Even later zijn ze uit het zicht verdwenen. Fun to look at. Wat bedoelde ze daar precies mee? Een leuk ogende foto op zijn grafsteen? Verwacht ze een wassen pop, zoals bij Madame Tussauds? Of verheugt ze zich enkel op de aanblik van de grafsteen zelf - overladen met bloemen en kleinoden uit alle uithoeken van de wereld - en vereenzelvigt ze de dode Jim Morrison dus met zijn graf? Plots vraag ik me af wat de reden is voor mijn komst. Ik overweeg even de mogelijkheid dat ik hier louter voor de fun ben, en dat ik mijn blauwe balpen zou kunnen uithalen, opnieuw op de grafkapel afstap en aan Eleonora's uitspraak toevoeg: 'And I like your looks. RIP.'
***
Hij was een mooie jongeman met een donkere blik en een ranke gestalte. Zijn zwijgzaamheid intrigeerde zijn entourage. Met een minimum aan woorden wist hij, één van de meest begaafde artiesten van zijn generatie, ieders aandacht op te wekken. Hij hield van Parijs, de stad waar hij grootgebracht was, van de parken en van het nachtleven, en hij hield van de Noord-Franse kust bij Gravelines, waar hij aan het einde van de jaren tachtig studies maakte van zeezichten. Hij was een geboren eenzaat: zijn vrienden waren vooral bewonderaars die hem opzochten, zelden andersom. Tijdens de jaren dat zijn divisionnisme furore maakte en anderen hem begonnen te imiteren, werd hij waakzaam en zelfs achterdochtig, uit angst dat zijn techniek zou worden mismeesterd en een karakterloze standaardprocedure voor zondagsschilders zou worden. Hij beschermde wat hij had, liet zich nog minder ontvallen dan de spaarzame uitspraken die hij al deed. Hij werkte hard en zonderde zich af. In de Rue de Chabrol, niet ver van zijn ouderlijk huis, had hij zijn atelier. Door het indrukken van een willekeurig knopje bij het gesloten deurportaal van nummer 16 ben ik binnengeraakt, en sta ik midden op een grote binnenplaats. Een magnoliastruik barst uit het betonnen plaveisel en maakt zich los van een verveloze muur. Een vrouw verschijnt in de deuropening van een bedrijf dat handelt in gordijnen of tapijten. Ik vraag haar of ze Georges Seurat kent. 'Un peintre, ici?' Ze haalt haar schouders op, en vraagt me hoe hij eruit ziet. Ik glimlach en maak haar dan pas duidelijk dat hij niet meer leeft. Dommage, ze herinnert zich niets, maar ze kan het eventueel navragen. Ik wil haar nog zeggen dat navragen geen zin heeft, dat noch zijzelf, noch haar medewerkers Seurat ooit hebben gekruist, maar dan gaat een telefoon over, en zonder zich te excuseren haast ze zich naar binnen om te antwoorden. Ik wacht haar terugkeer niet af en trek even later de zware deur van de binnenplaats weer achter me dicht.
Zijn ouderlijk huis op de Boulevard Magenta bevindt zich niet ver hiervandaan. Nummer 110. Op het zwartgelakte gietijzeren deurportaal is een koperen gedenkplaat vastgeschroefd. 'Ici vécut jusqu'à sa mort / Georges SEURAT (1859 - 1891) / Peintre impressioniste / Fondateur du Pointillisme'. Met beide titels zou hij niet opgezet zijn geweest: niet met de eerste omdat hij vond dat kunst niet bereikt werd enkel met behulp van zintuiglijk instinct, en niet met het tweede opschrift, wegens te limitatief. De opgepoetste plaat blinkt in het felle zonlicht en weerspiegelt de vele passanten op het drukke trottoir. Enkele mensen draaien nieuwsgierig het hoofd om te kijken waar ik foto's van neem, en wenden zich snel weer af wanneer ze hun spiegelbeeld opmerken. Ik bel aan bij het huis waar Georges Seurat opgroeide bij zijn moeder en zijn veel oudere broer en zus, zijn vader eenmaal per week op bezoek kreeg, met waarnemingstekenen begon toen hij zeven was, en waar zijn dood werd vastgesteld op 29 maart 1891, om zes uur in de ochtend. Geen teken van leven.
***
'Daddy, it's stuck!'
Haar vader hoort haar niet. Hij staat aan de andere kant van de fontein met zijn oudste dochter, helpt haar om het zeilbootje de juiste richting in te sturen. Ondertussen staat zijn jongste dochter, een kleuter, bewegingsloos te kijken naar haar eigen bootje, dat vastgeraakt is aan de fonteinmond in het midden van het grote bassin. 'Daddy - ' Plots vangt het star spangled zeil wind, komt het bootje weer tot leven, en vaart het resoluut haar richting uit, tot het opstoot tegen de bassinwand bij haar voeten. ' - I won!' 'What? Oh, that's great honey!' Haar zus heeft voor een zeilbootje met de Franse vlag gekozen. Ze rennen uitgelaten heen en weer rond het cirkelvormige ondiepe bassin van de Jardin du Luxembourg, waar tijdens het voorjaar en in de zomer een uitbater zijn houten miniatuurzeilbootjes aanbiedt. Je betaalt voor een halfuurtje op het water en kiest uit één van de vijftig nationaliteiten. Hij doet dit werk sinds 1981. Ik zeg hem dat ik zijn bootjes prachtig vind, en hij glimlacht trots, bedankt me voor het compliment.
Ik ga zitten op een van de stoelen bij het bassin. Het is vroeg in de namiddag, en niet meer zo warm in vergelijking met de voorbije dagen. Geleidelijk komen meer en meer ouders en grootouders met kinderen langs die een zeilbootje huren. Er staat een lichte bries die voor veel hilariteit zorgt. Bootjes met zeilen in verschillende vlagkleuren scheren rakelings langs elkaar en botsen tegen de fonteinranden. Terwijl een tiental zeilbootjes tegelijk het hele bassin rondvaren, zijn het de feeërieke vaartuigen in Dimanche à la Grande Jatte die plots mijn gedachten doorkruisen. Het zijn zeil- en stoomboten, visserssloepen en roeiboten. Allemaal bevaren ze de Seine in andere richtingen. Een wind uit verschillende streken blaast hun zeilen bol en verspreidt hun rookpluimen in tegenovergestelde richtingen. Een mysterieus schaakspel op de Seine, parallel met dat andere schaakspel in hetzelfde schilderij, op de zonovergoten oever met de houten figuren. Wie is aan zet? De bedenker van het spel is de enige die daar een antwoord op heeft. Maar hij zwijgt. Ik sta op van mijn stoel in de Jardin du Luxembourg en ga op weg, richting Café Les Deux Magots. Iemand daar wacht op mijn komst.
Deze tekst werd geschreven tijdens een residentieproject in Parijs van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre in de zomer van 2015.