Op de Parijse wereldtentoonstelling van 1867 stond een voorganger van dit kabinet; speciaal voor de gelegenheid gemaakt en nóg uitzinniger gedecoreerd, met natuurgetrouwe ossenkoppen van verzilverd brons aan weerszijden. De schrijver Mark Twain was ook op de wereldtentoonstelling, om verslag te doen. Wellicht liep hij langs het kabinet. Zijn belangstelling lag elders: “Wanneer ik daar een maand bleef rondhangen, zou ik mezelf er nog op betrappen vooral naar het volk te kijken in plaats van naar de levenloze objecten die tentoongesteld werden. Mijn nieuwsgierigheid was lichtelijk gewekt door enkele wandtapijten uit de 13e eeuw, maar toen kwam er een partij Arabieren voorbij, en hun schemerachtige gezichten en aparte kostuums trokken mijn aandacht in één ruk weg.” Het kijken naar de ander beperkte zich op de wereldtentoonstelling niet tot voorbijgangers. Dichtbij was de blik die leven tot object wil maken: tijdens deze ‘Exposition Universelle’ werden er voor het eerst levende mensen uit koloniën tentoongesteld.
*
Na 1867 werden ‘zoos humains’ vast onderdeel van de wereldtentoonstellingen in West-Europese metropolen. Grote groepen mensen leefden maandenlang achter omheiningen in nagebouwde dorpen. In 1883 stond er een Surinaams ‘dorp’ vlakbij het in aanbouw zijnde Rijksmuseum in Amsterdam. De presentatie had dat jaar de gepaste titel ‘Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling’. Ook tijdens de Brusselse Expo in 1958 werden levende mensen tentoongesteld als voorwerpen. Het Rijksmuseum drukt zich in de catalogus ‘1800-1900’ onder andere in de volgende woorden uit over de wereldtentoonstelling als voedingsbodem voor industrie, wetenschap en kunstnijverheid: “In enorme hallen werden nieuwe uitvindingen, snellere vervaardigingsprocessen en moderne reproductietechnieken gedemonstreerd en patenten verkocht. De onderlinge concurrentie zweepte deelnemers op om het beste uit zichzelf te halen. Ook de kunsten profiteerden van de internationale uitwisseling en kruisbestuiving.” Menselijke dierentuinen worden hier niet genoemd. Er kan geen kruisbestuiving plaatsvinden op de dorre grond van roof en uitbuiting. Hoeveel leger zou het Rijksmuseum staan zonder koloniale toe-eigening?
*
Dit kabinet is gemaakt van verschillende houtsoorten, waaronder mahonie en purperhart. Mahonie en purperhart stonden met de voeten in tropische aarde. Werden omgehakt door tot slaaf gemaakten. Van hun grond getrokken. Verscheept naar Europa. Alsof levenloos. De Amerikaanse hedendaagse kunstenaar Cameron Rowland schreef over mahoniehout: “Het is een van weinige goederen van de driehoekshandel die nog steeds waarde genereert voor diegenen die het vandaag de dag in hun bezit hebben.” Kijk niet terug op dit ‘verleden’ alsof het stilstaat of gestorven is want het leeft voort, het levert voortdurend zwarigheden op, het heeft voeten in de aarde. De driekoppige directie van het Rijksmuseum is wit en verdient een topinkomen. Herstelbetalingen voor de voortdurende zwarigheid van ons koloniale en slavernijverleden kunnen niet plaatsvinden zonder de ondermijning van hierin gestoelde instituten. Zulke ondermijning was deel van Rowlands solotentoonstelling in het Institute of Contemporary Arts in Londen. Het museum is gehuisvest in een pand van de Britse koninklijke familie, die directe inkomsten heeft aan de verhuur. Rowland liet een lening afsluiten met de mahoniehouten deuren en trapleuningen van het gebouw als onderpand. De lening wordt niet terugbetaald en zodoende daalt de waarde van het koninklijke vastgoed. De schuld blijft uitstaan.