Tijd, energie en motivatie
Die wisselwerking tussen de twee manieren van communiceren is er niet toevallig. Het menselijk denken zelf werkt ook op die twee verschillende sporen. Dat staat uitvoerig beschreven in “Ons feilbare denken” (of “Thinking, fast and slow”) van Daniel Kahneman waarin hij enkele decennia aan onderzoek over menselijke denkprocessen samenvat. Hoe we denken en beslissingen maken verschilt namelijk van situatie tot situatie (en deels ook van mens tot mens). “Denken” of “beslissen” lijkt dan wel heel bewust als activiteit, maar dat is slechts het topje van de ijsberg. In die zin zou je de “cogito, ergo sum” van Descartes wel een overdreven stelling kunnen noemen. Heel wat denkprocessen verlopen (quasi-)onbewust, wat Kahneman Systeem 1 denkprocessen noemt, in tegenstelling tot het bewuste Systeem 2. Die nummering is ook niet toevallig: Systeem 1 komt eerst en staat wellicht ook in voor het grootste deel van de verwerking. Ook belangrijk is dat het eerder onbewuste Systeem 1 heel weinig moeite kost en altijd “aan” staat. Bewust nadenken daarentegen kost veel meer energie, heeft een kleinere capaciteit en staat dus soms ook uit. We hebben de mentale energie nodig om bewust na te denken, maar ook de tijd en motivatie om dat te doen.
Voor belangrijke beslissingen in het leven, nemen we meestal wel ruim de tijd en zijn we gemotiveerd. Maar op dagelijkse basis nemen we honderden kleinere beslissingen. Tijdens het ontbijt beslis je niet alleen wat je precies eet, maar ook hoeveel. Soms gebeuren die beslissingen heel bewust, bijvoorbeeld wanneer je een strikt dieet volgt en zelfs je ingrediënten afweegt. Vaak zijn die beslissingen veel minder bewust, zoals ook blijkt uit onderzoek naar de effecten van subtiele verschillen op voedselverpakking waardoor mensen meer of net minder consumeren zonder dat ze zich zelfs maar bewust zijn van dat gedrag of de specifieke cues op de verpakkingen die hun gedrag beïnvloeden. In die kleine beslissingen zit dus een heel spectrum aan voorspelbare irrationaliteit waarbij de kans op bepaalde gedragingen toeneemt of afneemt, afhankelijk van bedoelde – maar soms ook onbedoelde – beïnvloeding door de omgeving.
Dat doet natuurlijk geen afbreuk aan onze fundamentele autonomie. We kunnen in de meeste situaties wel een heel bewust denkproces opstarten, maar daar hebben we dus tijd, energie en motivatie voor nodig. Als die voorwaarden voldaan zijn, dan kunnen we wel alle informatie afwegen en bewust ons gedrag sturen zodat we, bijvoorbeeld, alleen die dingen kopen die we echt nodig hebben of een snelheid aanhouden op de snelweg die past bij onze duurzame keuzes.
Afwegen van keuzes met een vertekende weegschaal
Zelfs wanneer we de tijd, energie en motivatie inzetten om bewust te reflecteren, is een onafhankelijke en autonome keuze niet voor de hand liggend. Een gebalanceerde of zelfs rationele keuze, impliceert namelijk ook dat je alle informatie hebt om dat te doen. In de werkelijkheid is die informatie echter niet zo gelijk verdeeld en dat betekent dat ons kompas niet altijd zo objectief is als we zouden willen. Zo weten we dat mensen gemiddeld veel meer boodschappen zien over ongezonde voeding dan over gezonde voeding; denk maar aan sociale media waar nauwelijks “saaie” gerechten of snacks te zien zijn maar vooral heel veel ongezonde voeding en een fractie “te gezonde” voeding. Bij consumptie van die voeding krijg je onmiddellijke feedback (lekker, lijkt energie te geven, …), terwijl de veel belangrijkere lange termijn effecten (is het wel gezond?) veel langer op zich laten wachten. Dat verklaart mee waarom we na decennia aan kennis en informatie over voeding nog steeds een wereldwijd toenemende obesitaspandemie hebben.
Het is ook tegen deze achtergrond dat we het gebruik van die gedragsinzichten door de overheid moeten begrijpen. Wanneer de overheid probeert om niet alleen via regels en informatie, maar ook via beïnvloeding de burger gezonder, veiliger of duurzamer gedrag te laten stellen, dan is dat soms zelfs maar een druppel op een hete plaat en een poging om de weegschaal van onze beslissingen en keuzes een beetje minder vertekend te maken. Je kan je zelfs de vraag stellen of de overheid daarbij een andere keuze heeft. Het is namelijk moeilijk om niet te beïnvloeden. Wanneer we naar het voorbeeld van verkeersveiligheid kijken, dan begrijpen we dat er snelheidslimieten bestaan, maar ook de weginfrastructuur werkt beïnvloedend. Een snelheidslimiet van 50 km/u op een weg waar je makkelijk 70 km/u zou kunnen rijden, ondersteunt de bestuurder niet bepaald om het juiste gedrag te stellen. Diezelfde bestuurder rijdt tegenwoordig trouwens in een auto waarin het alsmaar comfortabeler en zelfs relatief veilig is om de snelheid te overschrijden. Ook dat maakt de taak voor de bestuurder weer lastiger. In die optiek lijkt het dus logischer dat de overheid gedragsinzichten gebruikt om de democratisch gemaakte keuzes verder te ondersteunen, door ze ook in te bedden in een situatie en communicatie die gebruik maakt van gedragsinzichten om een beetje extra hefboom te creëren in de ondersteuning van gedragskeuzes.
Deze keynote bracht Tim Smits tijdens de Spelbrekersavond Wie maakt jouw keuze? op 26 april bij deBuren.