Het Rode Oor

Braille | Inzending Het Rode Oor 2021

door Fleur van Greuningen

Datum 3 januari 2021

Uit maar liefst 205 inzendingen selecteerde de jury acht teksten voor de finale van Het Rode Oor 2021. Van mislukte relatietherapie tot de betere natuurdocumentaire: acht uiteenlopende verhalen, met slechts één onderwerp: erotiek. 'Braille' haalde de finale nét niet, maar krijgt een eervolle vermelding. Hieronder kan je Braille van Fleur van Greuningen beluisteren of lezen. Het verhaal werd ingesproken door Elsa May Averill.

De vuurtoren schijnt al, zeg je, en dat het zulk aangenaam weer is dat de parkeerplaatsen bij het strand nog vol staan.

Je bent lief, beschrijft uitvoeriger dan normaal wat je allemaal ziet. Ik maak me een beeld met de beelden uit mijn geheugen. Hoe meer beschrijvingen, hoe meer verschil tussen wat we voor ons zien. 

Nadat je hebt geremd hoor ik de stevige schakeling die achteruit betekent. Het knisperende geluid van asfaltsteentjes verandert in dat van zacht knakkend gras. Je murmelt dat je een plek hebt gevonden tussen de akkers, op zo’n stukje grond naar een kavel toe, waar maar één auto op past, ernaast water.

De motor is uit, bromt nog een beetje na. Ik voel eerst je warmte en dan pas je hand die je om mijn nek legt, waarmee je me naar je toe beweegt. Ik antwoord met een even dwingende hand in jouw nek. Je zegt dat je een dekbed hebt meegebracht, dat de kofferbak best groot is als we de stoelen inklappen. Met je tong proef je mijn stiekeme lach.

Na twee deurklinken en een tankdop ben ik bij de kofferbak. Als de klep omhoog staat, het mechanisme is stilgevallen, hoor ik hoe de achterbank neerploft. Ik tast de vloer van de kofferbak af, vind het dekbed, leg het over de ruwharige ondergrond en kruip de bak in. Dan hoor ik de klep dichtgaan, nog een keer, ik vraag of het gaat, je stoot je kop, denk ik, je scheldt, of het gaat, vraag ik je. Het gaat. En je kruipt naast me. Ik zoek je hoofd en vind het, streel zachtjes de plek waar ik een bult verwacht, trek je tegen me aan.

Je zegt dat de ramen al een beetje beslaan. Ik leg zoekend mijn hand op het glas. Koud vocht op mijn wijsvinger. Jij trekt aan mijn veters.

Terwijl je onze schoenen uitdoet, pluk ik aan de onderkant van je trui. Ik doe je trui uit, jij doet mijn trui uit, ik knoop je broek los, jij de mijne, we helpen onszelf eruit en ik voel hoe je het dekbed schikt, zodat we een beetje beschut liggen. Geluid van een auto komt dichterbij, maar hij remt niet af, rijdt door, en ik geef een stevige ruk aan je boxer ten teken dat-ie uit moet, en als je daar gehoor aan geeft, doe ik mijn onderbroek uit, mijn beha en je pakt me vast. Opeens verandert de ruimte om ons heen. Tegen mijn been groeit je lust en je vraagt me waar we zijn. Ik zeg dat we in een cocon zijn, een warme, rode cocon. Waar de cocon van is gemaakt, zeg je. Van een levend materiaal zachter dan dons, buitenaards, levend, stevig mos, gevonden op een planeet hier heel ver vandaan, meegesmokkeld door een astronaut, en hij heeft niemand verteld dat hij dat heeft gedaan, hij heeft niemand verteld dat hij het mos aan mij heeft gegeven, hij heeft niemand gezegd, ook mij niet, dat hij dacht dat ik het beter kon waarderen dan wie dan ook.

Je kust mijn wang, mijn neus, mijn mond. Je streelt mijn oogleden, alsof er tekst in braille op staat. In mijn oor fluister je dat ik zou schrikken als ik zou kunnen zien hoeveel je van me houdt.

Je trekt het dekbed half over ons heen en als je tussen mijn dijen likt, lijkt het alsof de cocon volstroomt. Alles gaat trager, geluiden worden vlakker. Er ontstaan bubbels. Alsof iemand bellenblaast in slow motion. Ze veranderen van kleur, turquoise, geel, olieachtig. Ik herinner me zeepbellen, ik oefen het sinds de dokter me vertelde dat ik nooit meer zou kunnen zien hoe ze bewegen, hoe ze langzaam stijgen, hoe ze steeds hoger komen, hoe ze uit elkaar spatten.

Je likt me sneller dan de zeepbellen zweven, mijn lijf komt op spanning, mijn kuiten strak, er komen steeds meer bellen bij, ze vullen onze ruimte, je streelt dat gevoelige stukje huid onder mijn vagina, je vinger komt zachtjes in me, ik ga met mijn hand door je haren, beheers me niet en zet druk. Door mijn adem in te houden, stel ik het nog heel even uit.

Tot de bellen simultaan knappen.

Ik wil het je vertellen, maar het lukt niet. De cocon is razendsnel gekrompen, op het ritme van de rap verdwenen bellen. Nu lig je op me in een rood vacuüm, je hoofd op mijn borst. Mijn armen omringen je.

Langzaam vult de huls zich weer met lucht, je ademt zwaar.

Heel voorzichtig kus je mijn hals, je weet hoe ik ben, nu.

Je blijft me kussen, steeds minder voorzichtig. En ik voel de trillingen van je adem, de pulsatie bij je pols, de groeiende beweging tegen mijn onderbuik.

Nog even.

Dan maak ik je zeepbellen.

Fleur van Greuningen studeerde Beeld & Taal aan de Gerrit Rietveld Academie, kleurt met plantjes bij een natuurkapper, maakt beeldend werk en schrijft. Haar schrijfwerk concentreert zich rond kortverhalen en theater. Voor Goedemorgen Theaterproducties maakte ze een snelle bewerking van 'Romeo & Julia' (10+) die dit najaar toert door Nederland. Voor deBuren schreef ze een luisterverhaal voor een iets minder jeugdig publiek.   

Meer over Het Rode Oor?

Hier vind je alle teksten, podcasts en informatie.

Alles bekijken

Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden in co-productie met deBuren en in samenwerking met De Nieuwe Liefde, Compagnietheater, Marres Maastricht en HKU.