De zondagsschrijver
‘Zeg het beter dan wie dan ook en eis een plaats op.’
De residenten in gesprek met Koen Peeters
18 schrijfresidenten beginnen aan 2 weken in Parijs, waarin zij zullen werken aan nieuwe teksten en hun positie als schrijver gaan onderzoeken. Tijdens de eerste avond ontmoeten zij Koen Peeters, die ruim dertig jaar schrijver is, maar tegelijk ook gretig allerlei andere rollen opneemt. Welke rollen? Een greep uit de alter ego’s van Koen Peeters.
‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in zondagskunstenaars, misschien omdat ik mezelf zo zie.’ Het klinkt verrassend uit de mond van een auteur die in zijn carrière 12 romans, 1 dichtbundel en een handvol non-fictiewerken pleegde, maar Koen Peeters bedoelt het letterlijk. Hij combineerde het schrijverschap tot drie jaar geleden met een vaste baan bij een grote bank. Schrijven gebeurde in het weekend of na de kantooruren en was mogelijk dankzij zijn vrouw die deeltijds werkte om meer voor hun kinderen te kunnen zorgen.
Zijn dubbelleven vergde familiale offers, maar het heeft Peeters ook veel geleerd. Hij ontwikkelde de gewoonte om veel te noteren en efficiënt te werken, en hij ontdekte op welke momenten van de dag hij het productiefst is. Nooit heeft hij er spijt van gehad dat zijn vaste baan niets met literatuur te maken heeft, integendeel. ‘Als je bijvoorbeeld journalistiek en literair schrijven combineert, dan kunnen die twee sferen op elkaar inwerken. Dat mag en kan best, maar niet voor mijn boeken...’
De residenten vragen zich af of die financiële en literaire wereld niet worstelden met elkaar, maar Peeters heeft dat nooit zo ervaren. Toen hij afstudeerde was er een grote werkloosheid en had hij een job nodig waarmee hij geld voor zijn familie kon verdienen. Dit leverde hem onafhankelijkheid op, want hij heeft nooit een boek moeten schrijven omdat hij geld nodig had: ‘Ik schrijf boeken zoals ik vind dat ze geschreven moeten worden, zonder te piekeren over verkoopbaarheid.’
De verzamelaar
Peeters vertrekt voor zijn werk steeds vanuit een diepe nieuwsgierigheid naar een onderwerp, waarna hij obsessieve research verricht, plekken bezoekt en mensen interviewt. Hij begeeft zich nergens zonder een boekje in de hand. ‘Als ik het niet onmiddellijk opschrijf, dan is het weg.’ Peeters luistert beter als hij schrijft, let meer op verwoording en verzwijging, en observeert tegelijk zichzelf.
Dat eeuwige boekje helpt niet alleen bij het onthouden. Het maakt zelfs deel uit van een kunstenaarspose: ‘Als een schrijver een schrijver is, dan moet die godverdomme ook schrijven.’ Peeters merkt dat mensen veel meer vertellen als je hen benadert met de vraag of je hun woorden mag opschrijven. Ze zijn gevleid, voelen zich gehoord en gezien. Als het lukt om in zo’n gesprek de brug te leggen naar het verstrijken van de tijd, dan ontdek je veel over mensen.
Mensen stellen zich tijdens zulke gesprekken soms heel kwetsbaar op, en dan moet je daar als schrijver zorgzaam mee omgaan. Het is voor Peeters belangrijk dat iedereen die hij gesproken heeft trots is op het boek en zich erkend voelt. Hij laat stukken nalezen door de sprekers die de input ervoor leverden en nodigt de betrokkenen uit voor zijn boekpresentaties.
De homeopaat
Peeters’ verzameldrift resulteert in een enorm archief van persoonlijke notities, met voor ieder boek een ander type schrift. Na het neerschrijven moet het eigenlijke werk nog beginnen. Bij het verwerken van deze notities tot een literaire tekst blijft maximaal een kwart van het materiaal over: Peeters doorstreept met pen op papier de passages die hij wil weghalen en typt de hele zwik nadien over. 'Slow writing' zegt hij erover, half monkelend, om het daarna ‘eigenlijk inefficiënt’ te noemen.
Toch is Peeters is ervan overtuigd dat wat geschrapt is, toch in een tekst blijft hangen. Zo denkt hij dat er in Lolita van Nabokov oorspronkelijk wel seksscènes zaten, die eruit gefilterd zijn maar de tekst toch nog steeds een lading meegeven. ‘In de literatuur werkt homeopathie.’
De antropoloog
Peeters studeerde antropologie en is altijd gefascineerd geweest door de koloniale geschiedenis. Rond zijn vijftigste besliste hij om eindelijk naar Afrika te reizen en zich te verdiepen in de geschiedenis van Rwanda voor de roman Duizend heuvels. Hij voerde vier jaar onderzoek en maakte vrienden met een Rwandese en Congolese afkomst. In dat boek en in ander werk komen de vertelperspectieven van Afrikaanse mensen voor.
Hier hebben de schrijfresidenten veel vragen over. Velen vinden dat zulke verhalen beter verteld worden door auteurs die zelf Afrikaanse roots hebben. Peeters erkent dit en zal nooit beweren dat hij met De mensengenezer een ‘Congolese roman’ heeft geschreven: ‘die werken werden al geschreven door bijvoorbeeld In Koli Bofane’. Mocht hij het gevoel hebben dat hij iemand in de weg zit bij het schrijven van zijn boeken, dan ruimt hij graag plaats. Maar Peeters vindt wel dat hij zich, na zijn onderzoek en in de hoedanigheid van verzamelaar van perspectieven, kan en mag verplaatsen in iemand met een andere huidskleur. Met de kennis van vandaag zou hij wellicht wel bewoordingen aanpassen in een boek als Duizend heuvels.
Peeters beschrijft hoe de rol van de antropoloog veranderd is: vroeger waren ze dienstbaar aan de machthebber, vandaag leveren antropologen strijd naast en binnen culturen die bedreigd worden. Door te beschrijven kun je tradities valoriseren en vastleggen hoe alle volkeren ter wereld eigen oplossingen hebben voor het omgaan met de condition humaine. ‘We zijn allemaal reuzen op lemen voetjes, we worstelen allemaal met onszelf.’ Verhalen en objecten getuigen ook van onrecht en exploitatie. Ze zorgen voor onrust, een ongemakkelijk gevoel, en dat is nuttig en nodig. ‘Als er geen gesprek meer is over bijvoorbeeld de koloniale geschiedenis, dan is dat voor iedereen een verlies.’
De bedevaarder
Peeters gelooft sterk in de genius loci, het idee dat historische gebeurtenissen als geesten aan plaatsen blijven hangen. Om die geest uit zijn kot te lokken, werkt hij wel eens aan de hand van een reenactment. Zo voerde hij met drie bevriende kunstenaars voor het boek Miavoye een bedevaart uit naar het sterfbed van Paul van Ostaijen. ‘Het gegeven an sich is absurd, maar je materialiseert iets wat niet bestaat. En dan gebeurt er iets.’
Dat ‘iets’ hangt voor de schrijver samen met liminaliteit: er vindt een overgang plaats, wetten en grenzen bestaan plots niet meer. Door die overgangsfase op te zoeken, kun je een stap zetten naar een andere plaats. Voor Peeters is dat waar kunst om draait: als schrijver wil je dit effect ook teweegbrengen bij lezers. Door een zintuiglijke ervaring op te roepen kun je iemand verplaatsen naar een andere tijd, zelfs een ander wezen. ‘Dat is voor mij de kracht van het schrijverschap.’
Peeters wenst het alle residenten toe om die vaardigheid verder te ontwikkelen in Parijs. ‘Dat is de uitdaging voor jullie als schrijvers, om het beter te zeggen dan wie dan ook en een plaats op te eisen in het literaire landschap. In je eigen taal, met je eigen gevoeligheid. Schrijven leer je niet vanzelf, maar niets is zo krachtig als een goede tekst.’ De schrijfresidentie is nu echt begonnen.
Koen Peeters
Koen Peeters is romanschrijver. Sinds zijn debuut in ‘88 heeft hij 16 werken (groot en klein) gepubliceerd, verschillende van zijn boeken werden bekroond of genomineerd met belangrijke literaire prijzen (F Bordewijk prijs, Gouden Uil, shortlist Libris, shortlist AKO). In 2018, dertig jaar na zijn debuut, zegt hij zijn baan bij een bank op; die mogelijkheid had hij na het winnen van de ECI-prijs (en de ECI lezersprijs) voor zijn roman De Mensengenezer. Zijn jongste werk is Kamer in Oostende.
Alles bekijkenMeer over de schrijfresidentie
Ontdek wie mee ging naar Parijs, lees al hun bijdragen en kom te weten hoe het er achter de schermen aan toe gaat via de reportages.
Alles bekijken