Wat de ‘redelijke persoon’ in het burgerlijk recht zegt over hoe neutraal en onpartijdig dat recht werkelijk is
door Camille Van Peteghem
Op 24 oktober stelden de deelnemers van Nieuw Geluid 2025 zichzelf en hun thema’s voor aan het publiek. Camille Van Peteghem is jurist en onderzoeker, en schrijft geëngageerd over het kruispunt tussen recht, macht en identiteit om zo bij te dragen aan een democratischer juridisch verhaal. Tijdens Nieuw Geluid Live had ze het over de ‘redelijke persoon’ als toetsingsmiddel in het burgerlijk recht. Want hoe redelijk is die ‘redelijke persoon’ echt?
Wat als ik jullie vertel dat jullie persoonlijke relaties gestuurd worden door één persoon? Neen, ik heb het niet over een god. Dat onderwerp laat ik wijselijk aan anderen over. Het gaat over een persoon die controleert wanneer ik een belofte moet nakomen, hoe ik toestemming moet geven, en zelfs hoeveel zorg ik moet dragen voor mijn spullen, mijn familie en mijn vrienden.
Ook ik wilde het eerst niet geloven. Het is toch een vrij land? Tot ik rechten ging studeren en ik hem daar op de eerste pagina van mijn cursus zag staan: “De redelijke persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst.” Als een poppenspeler op het juridisch toneel bespeelt die redelijke persoon ons dagelijkse leven. En toch geloven we dat we vrij zijn. Hoe kan dat nu?
Het klassieke sprookje over ons rechtssysteem schrijft voor dat de staat rechtsregels mag opleggen over publieke zaken. Belastingen en zo. Maar onze persoonlijke relaties? Daar moet de staat zich zoveel mogelijk buiten houden. We mogen ze in principe vormgeven binnen bepaalde basisgrenzen zoals we willen, zolang iedereen maar instemt. Vrijheid blijheid. Wie kan daar iets tegen hebben?
Nu ja, ik dus. Neem nu het idee van wederzijdse toestemming. In theorie: een topuitvinding. De wetgever zegt: “Ik moei me niet met uw culturele voorkeuren. Als beide partijen akkoord zijn: be my guest.” Of het nu om seks gaat of een contract, de rechter hoeft enkel vast te stellen of er toestemming was, en voilà: vrijheid gegarandeerd.
‘Interpretatie is cultureel bepaald. En in een diverse samenleving bestaan daar verschillen over’
Alleen: ‘toestemming’ is geen eenvoudig feit. Tenzij rechters beschikken over gedachtelezers waarmee ze ook nog eens in de tijd kunnen reizen, is het onmogelijk om te weten wat iemand werkelijk dacht. Een rechter kan enkel uiterlijke omstandigheden observeren – wat iemand zei of deed, of iemand dronken was of een kort rokje droeg – maar de betekenis van die feiten als een communicatie van toestemming? Dat hangt af van interpretatie.
Interpretatie is dan weer cultureel bepaald. En in een diverse samenleving bestaan daar verschillen over. Het dragen van een uitdagend kledingstuk geldt volgens de ene gemeenschap als een geldig signaal voor toestemming, voor de andere niet.
Zo wordt het vaststellen van toestemming een culturele keuze die de rechter moet maken. En precies daar botst het klassieke sprookje over ons recht op zijn grens: de rechter moet de culturele keuzes gaan afdwingen in persoonlijke relaties waarvan we net zeggen dat de staat ze niet mag opleggen.
‘De ‘redelijke persoon’ is een leep trucje dat ons recht toepast om alsnog culturele normen op te leggen, terwijl het zegt dat niet te doen’
Het klassieke sprookje van vrijheid lijkt zo eerder een tragedie van conflict. Maar geen zorgen. Zoals het een goede tragedie betaamt, verschijnt op dat moment een deus ex machina ten tonele: de beruchte ‘redelijke persoon’ lost het conflict op.
Die ‘redelijke persoon’, die tot voor kort nog de ‘goede huisvader’ heette, is een fictief personage waar rechters zich in deze situatie op kunnen beroepen. Deze persoon weerspiegelt zogezegd wat ‘iedereen normaal zou vinden in dezelfde omstandigheden’. Maar die spiegel is vals, want het hele probleem is net dat er geen overeenstemming bestaat over wat nu geldt als ‘normaal’.
De ‘redelijke persoon’ is dus een leep trucje dat ons recht toepast om alsnog culturele normen op te leggen, terwijl het zegt dat niet te doen. Hij doet zich voor als neutrale toeschouwer, terwijl hij in werkelijkheid de poppenspeler is die aan de politieke touwtjes trekt.
Hij bepaalt wie zich aan wie moet aanpassen. Wie als ‘redelijk’ geldt en wie niet. Heb ik als vrouw een verantwoordelijkheid om dat uitdagend kledingstuk niet te dragen als ik niet wil dat een man ervan uitgaat dat ik toestemming geef, of heeft een man de verantwoordelijkheid om zich niet op mijn kledingkeuze te baseren bij het lezen van mijn toestemming?
Dat is geen feit, maar een politieke keuze. Een keuze over de sociale rollen en machtsrelaties die de staat mag afdwingen. Dat betekent niet dat rechters activistische schurken zijn. Als de wetgever hete politieke aardappels naar hen doorschuift, kunnen ze niet anders dan politieke keuzes maken.
Het probleem is niet dat ze zo’n keuzes maken, maar hoe ze dat doen. Want telkens rechters zich achter de redelijke persoon verstoppen, moeten ze die keuze niet democratisch verantwoorden. En dan dreigen ze terug te vallen op hun eigen vooroordelen, soms zelfs zonder ze dat beseffen.
‘De ‘redelijke persoon’ lijkt zo onschuldig, verpakt in termen als redelijkheid en neutraliteit. Maar hoe langer we meedansen, hoe verder we afdrijven van het democratisch gelijkheidsideaal’
Maar wat zijn die vooroordelen dan? Wat is de culturele achtergrond van de redelijke persoon? Wat is zijn politieke kleur? Daarbij helpt het om te beseffen dat dit zogezegd universeel personage tot voor kort dus nog gewoon ‘de goede huisvader’ heette. Een man dus, uiteraard. Met kerngezin en huis. Ik durf te wedden: wit, hetero, middenklasse, vaste job en hypotheek en, laten we eerlijk zijn, waarschijnlijk een appartementje aan de zee. Hij heet sowieso Mark. Of Paul. Of Guido. No offense.
Guido bepaalt dus zonder meer wat als toestemming geldt in onze samenleving. De rest? Die moeten zich maar aanpassen. Zo komen de Guido’s aan de top, zogezegd op basis van neutrale verdienste en niet omdat ze toevallig in de mal van de redelijke persoon passen. Nee hoor, de Guido’s in onze samenleving zijn self-made men.
En wij? Wij lijken dat sprookje grotendeels te slikken. We bewegen als gewillige marionetten mee. Op het ritme van de redelijke persoon. Op het ritme van Guido. Want hij lijkt zo onschuldig, verpakt in termen als redelijkheid en neutraliteit. Maar hoe langer we meedansen, hoe verder we afdrijven van het democratisch gelijkheidsideaal.
Als we het tij willen keren, moeten we onze ogen openen voor de koorden van het systeem dat ons bespeelt. We moeten aan die koorden durven trekken, om de redelijke persoon uit de coulissen van ons recht te sleuren en hem te dwingen om verantwoording af te leggen. Ik stel voor dat we Guido dan eindelijk eens ontslaan als poppenspeler van ons juridisch theater en dat we samen, in al onze diversiteit, de touwtjes terug in handen nemen.
Camille Van Peteghem
Camille Van Peteghem (1994) is jurist, onderzoeker en geëngageerd schrijver op het kruispunt van recht, macht en identiteit. Ze doctoreert aan KU Leuven over culturele conflicten in het contractenrecht en behaalde eerder een LL.M aan Yale Law School. In haar werk verkent ze de maatschappelijke verhalen die tussen de regels van het recht schuilgaan. Door vastgeroeste aannames los te wrikken, kritisch te bevragen en te vertalen naar het publieke debat, wil ze bijdragen aan een democratischer juridisch verhaal. Ze nam in 2025 deel aan Nieuw Geluid, het talentontwikkelingstraject van deBuren voor nieuwe stemmen in het publieke debat.
Alles bekijkenFoto's: Andreas Van Esbroeck