Waarom iedere serieuze Nederlander op Job Cohen zou moeten stemmen (4/4: 2010-2020)

door Anil Ramdas

Datum 12 oktober 2010

Anil Ramdas geeft ongevraagd en nietsontziend stemadvies: Job Cohen is de toekomst voor Nederland. In een vierdelig essay op de website van deBuren zet Ramdas zijn visie uiteen. Hij analyseert de afgelopen drie decennia (1980-2010) en biedt een vooruitblik naar de periode tot aan 2020: de jaren van Cohen. Het integrale essay kunt u binnenkort nalezen in de Groene Amsterdammer.

Deel 4: de jaren 2010-2020

Maar serieus: de minderhedenkwestie is na dertig jaar nog steeds een kwestie en neteliger dan ooit. Om het nog eens simpel samen te vatten: door het WRR-rapport kwam er een immigratieverbod, met de averechtse werking van de komst van duizenden Turken en Marokkanen via de voetnoot van de gezinshereniging.

Door het Schefferartikel kwam er een integratieplicht, met als onbedoeld effect de moslimhaat en het moslimfanatisme en de bijna onoverbrugbare kloof tussen allochtonen en autochtonen. Bijna onoverbrugbaar, zeg ik, want de sociaal-democratie is terug, with a vengeance, zoals de Engelsen het zeggen. In de persoon van Job Cohen.

Laten we niet vergeten dat Cohen op twee cruciale momenten buitengewoon prominent aanwezig was in het integratiedebat. Toen het immigratieverbod van de WRR in beleid moest worden omgezet, was Job Cohen de staatssecretaris van Justitie die de wet formuleerde, waar Rita Verdonk vervolgens op is gaan varen, zij het ietwat blind. Maar dat was niet de schuld van Cohen.

En toen Paul Scheffer het failliet van de sociaal-democratie in het algemeen en het minderhedenbeleid in het bijzonder onder woorden bracht, de samenleving gespleten raakte en het spel van blaming the victim met grote hartstocht werd ingezet, was Job Cohen de burgemeester van Amsterdam die daar een tegengif voor bedacht: de boel bij elkaar houden. Volksverheffing kost tijd en geduld. En ook nog iets anders: vrede. Als het woelig en onrustig is en iedereen voor ieder wissewasje naar zijn laptop snelt om weer eens iemand te beledigen of de huid vol te schelden, kom je nooit toe aan zoiets weerbarstigs en delicaats als beschaving.

Hoe Job Cohen dat voor elkaar lijkt te gaan krijgen, het herstel van het optimisme van de sociaal-democratie, het repareren van de door rechts en extreemrechts gebroken samenleving – ik zou het niet weten.Voor dit nieuwe tijdperk van wederopbouw is er ook geen document, althans nog niet. Er is geen rapport, geen artikel, zelfs geen speech. Job Cohen wandelt ons leven binnen met de handen in de zakken. Er is alleen zijn uitstraling. Hij wekt vertrouwen. Hij brengt rust, zoals de Groene Amsterdammer vorige week op de cover schreef. Dat hij een plan heeft, is zeker, hoe hij dat gaat uitvoeren weet nog niemand. Maar zo gaat het in het prilste stadium van een nieuw tijdperk: het is een gevoel, een hoop, een wens. Optimisme is ook niet veel meer dan dat. En tegelijk zo volstrekt essentieel.

Vroeger was de sociaal-democratie als een jongen die het niet opgeeft. Die jongen is in de persoon van Job Cohen volwassen geworden. Dat met Job Cohen – nu alleen als lijsttrekker van de sociaal-democraten, maar hoogst waarschijnlijk de nieuwe premier, al mag men dat wishful thinking noemen – dat met deze man een nieuw tijdperk is aangebroken, blijkt zeker niet alleen uit het plotselinge enthousiasme van weldenkende mensen; en ik kan het weten, ik laat mij uitsluitend omringen door weldenkenden. Het blijkt vooral uit de huiver, de afkeer en de paniek van de bekende haviken in het integratiedebat, het type Afshin Ellian, Leon de Winter, Theodor Holman, Amanda Kluveld.

Ze komen niet alleen met hun bekende riedels als zou Cohen enkel thee drinken met imams en te soft zijn tegen criminelen en fundamentalisten, maar ze vertellen ineens op ernstige toon dat het bij de komende verkiezingen niet zal gaan om de integratie, maar om de economie. Alsof ze de achilleshiel van Cohen te pakken hebben, schrijven ze, op een toon alsof ze er zelf verstand van hebben, dat Cohen waarschijnlijk geen verstand zal hebben van de Staatsschuld, de hypotheekrente, het zorgstelsel en de minimumlonen. Ze schreeuwen ineens om een econoom als premier, alsof Balkenende of Rutte dat wel zijn. Die zijn respectievelijk jurist en historicus, maar de haviken verlangen ineens naar Wouter Bos, omdat die het integratiedebat al ruimschoots bezig was te verliezen. Bos miste affiniteit met allochtonen, de kwestie kwam hem niet als echt ter zake voor, hij kon makkelijker overweg met falende banken dan met gehoofddoekte meiden.

Met Job Cohen wordt de minderhedenkwestie eindelijk, na dertig jaar, op de juiste manier serieus genomen. De PvdA heeft nu een dream team van Cohen zelf, de zo charmante en doortastende Nebahat Albayrak en de scherpe, bedaarde Eberhard van der Laan. Daar kunnen geen honderd Wildersen tegen op.

Met Job Cohen begint eindelijk de periode na Paul Scheffer, na Pim Fortuyn, en na de pseudo-intellectuelen van de grachtengordel die zich er liever niet hardop mee bemoeiden, maar heimelijk wel vonden dat Wilders ergens gelijk had: dat moslims behoren tot een achterlijke cultuur.

Met Job Cohen kan de droevige, kille, harteloze tijd tussen 2000 en 2010 eindelijk worden afgesloten. Tenzij iets gruwelijk misgaat. Vandaar deze oproep. Het is voor mij van levensbelang. Als de allochtoon die ik tegen wil en dank ben, als de serieuze Nederlander die ik vanuit het diepst van mijn hart wil zijn.

Lees hier deel een: de jaren 1980-1990, hier deel twee: de jaren 1990-2000 en hier deel drie:  de jaren 2000-2010. Het integrale essay verschijnt binnenkort in de Groene Amsterdammer.

Anil Ramdas presenteerde in het najaar van 2010 het VPRO-programma ZOZ. Eerder presenteerde hij voor dezelfde omroep het mediakritische programma Het Blauwe Licht. Hij was correspondent voor NRC Handelsblad. Zijn boek, Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, verscheen in 2009. Anil Ramdas reflecteerde op vraag van deBuren maandelijks op diversiteit, politiek en media.