Deel 3: de jaren 2000-2010
Om het ordelijk te houden: tien jaar had men de komst van de Surinamers aangekeken, om toen pas het minderhedenbeleid te formuleren. Vervolgens had men tien jaar de gezinshereniging aangekeken, alvorens het multiculturele drama te schetsen. Nu zou men tien jaar toezien hoe criminaliteit en religieus fanatisme het debat beheersten, ja, want meer dan dat was het niet, het was een debat, het integratiedebat.
Maar waar men vroeger een rapport of een krantenartikel had als symbolisch keerpunt in de geschiedenis, had men nu geen houvast. Geen document, geen jaar van verschijning, alleen wat vaag en langzaam aanzwellend gescheld en geschreeuw, en dan nog vooral op het vluchtige internet.
Wat kan men over dit tien jaar durende debat eigenlijk zeggen, behalve dat het vaak ging over het debat zelf, of wel de toon ervan, de gebruikte woorden. En dat de inhoud qua analyseniveau ging van zeer abstract naar uiterst concreet. Van civilisaties tot hoofddoekjes. Iets ertussen, waar beleidmakers en ambtenaren mee uit de voeten konden, ontbrak. Iets als: ‘Om de positie van Marokkanen op de arbeidsmarkt te verbeteren en de criminaliteit tegen te gaan, moet er een trajectplan komen voor de individuele begeleiding van het tiende tot het twintigste levensjaar’.
Ik verzin het ter plekke, maar het klinkt droog, te droog voor een man als Wilders, die de verpersoonlijking is van zeer algemeen naar uiterst bijzonder, zonder iets daar tussenin. Uit het integratiedebat zoals Wilders dat voert, komt niets uitvoerbaars, en dat is misschien precies de bedoeling. Het algemene doel is ouderwets-populistische machtsverwerving, als in semifeodale, zacht-dictatoriale of quasiparlementaire samenlevingen, landen die worden bestuurd door leiders zonder duidelijke voornemens of principes – driekwart van de landen in de wereld dus.
En van alle populistische strategieën is deze wel de eenvoudigste: het richten van de aandacht op een zichtbare zondebok. In Wilders’ geval de moslim. Het had ook de jood of de neger* of de homo kunnen zijn. Het had ook casinokapitalisme of klimaatverandering kunnen zijn. Maar de moslim is handzamer en past in de mondiale tijdgeest.
Het aardige van de islam als vijandbeeld is bovendien dat je nooit kunt zeggen dat je klaar bent met je werk. Het kapitalisme heb je overwonnen als je een socialistische staat hebt gevestigd. De jood heb je bestreden als de laatste jood is vergast. Maar de islam is onuitputtelijk: er zijn veel moslims, ze zijn meestal ver weg en het aantal volgelingen neemt door voortplanting en bekering sneller toe dan je kunt schieten.
Dat Wilders de moslims alleen uit Nederland wil deporteren, is zo gezien een strategische fout: wat als hij tweederde van het aantal zetels in de Tweede Kamer haalt, artikel 1 uit de grondwet schrapt en alle Turken en Marokkanen over de grens heeft gezet? Als zijn volgelingen dan merken dat hun lot niet echt is verbeterd, komen ze in opstand en is het met de leider gedaan.
Mijn advies aan Wilders is daarom: hou het abstract, hou het algemeen, begin telkens over de vrouwenbesnijdenis die in Nederland amper voorkomt, stel een boerkaverbod in het vooruitzicht omdat die in Nederland nauwelijks gedragen wordt. Dat van die hoofddoekjes was gevaarlijk, want uitvoerbaar. In Turkije hebben ze dat bewezen, en Turkije kan toch niet het grote voorbeeld van Wilders zijn?
Lees hier deel een: de jaren 1980-1990 en hier deel twee: de jaren 1990-2000.
Lees hier het vierde en laatste deel van dit essay: de jaren 2010-2020.
*Dit woord stond in deze vorm in de tekst die Anil Ramdas op 12 oktober 2010 publiceerde.
Anil Ramdas presenteerde in het najaar van 2010 het VPRO-programma ZOZ. Eerder presenteerde hij voor dezelfde omroep het mediakritische programma Het Blauwe Licht. Hij was correspondent voor NRC Handelsblad. Zijn boek, Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, verscheen in 2009. Anil Ramdas reflecteerde op vraag van deBuren maandelijks op diversiteit, politiek en media.