Ik
wie ben ik
op de plek die de kernelementen van het leven
vertraagt
Moge An die rebellen verlaten
die jouw Nanna haten
Moge An die stad verwoesten
Moge Enlil haar lot vervloeken
Moge de moeder haar huilende kind
niet troosten
Koningin
Schepper van gekalmeerde harten
die man heeft je boot der klaagliederen
weggesmeten
op een vreemde zee
Ik ga dood
Dat ik dit sacrale lied
moet zingen
Ik
zelfs ik
Nanna negeert mijn moeilijkheden
Moet ik vernield worden door verraad
Ik
zelfs ik
Ashimbabbar
negeert mijn zaak
Of hij me negeert of niet
wat maakt het uit
die man heeft me de tempel uit gegooid
Ik die triomfantelijk diende
Hij deed me uitvliegen
als zwaluwen, weggeveegd
uit hun gaten in de muren
Hij eet mijn leven op
Ik dwaal door doornige borstels in de bergen
Hij beroofde me
van de ware kroon
van Hogepriesteres
Hij gaf me de rituele dolk der mutilatie
Hij zei
‘staat je goed’
Ik las een stuk voor uit De verering van Inanna – ik vertaalde het zelf uit de Engelse vertaling. Het is een van de gedichten van de hogepriesteres Enheduanna, de eerste ons bekende auteur, de eerste die haar gedichten ondertekende. Ze leefde 4300 jaar geleden in het huidige Irak, toen Mesopotamië. Ze kerfde haar gedichten in het Soemerisch in kleitabletten en in de zuilen van haar tempel. Ze beschrijft in dit gedicht haar gevoelens bij het vernederd worden, en roept zoals steeds de godin Inanna aan. Op een gegeven moment komt er een vijand langs in Enheduanna’s leven – de man Lugulanne – die haar ontzet uit haar functie door haar te ontvoeren en haar in een doornig bos achter te laten met een mes.
Op het moment dat ik de poëzie van Enheduanna voor het eerst las, voelde ik me zelf bijzonder kwetsbaar, na een zeer onaangename ervaring op intermenselijk vlak, waaruit ik diep vernederd, verdrietig en boos nog aan het opkrabbelen was. Het lezen van deze regels van Enheduanna voelde als een troostende omhelzing over meer dan vier millennia heen. Dat kan literatuur doen, dat kunnen jullie leerlingen geven. We kunnen elkaar vinden in onze kwetsbaarheid.
Als we het over psychische kwetsbaarheid hebben, en hoe literatuur het spreken daarover kan bevorderen, moeten we ook stilstaan bij de gevolgen van de ontlezing. Wéér dat slechte nieuws, denkt u nu, en u doet natuurlijk uw best. Dat geloof ik zeker. Ik draag leerkrachten Nederlands die zich inzetten voor de literatuur op handen.
'Hoe kun je verantwoorden iemand daarvan uit te sluiten, tenzij je een deel van de bevolking beschouwt als zielloze gebruiksvoorwerpen?'
Maar toch even, al is het om u nogmaals te doordringen van uw belang, en omdat verminderde aandacht voor literatuur het inzicht in psychische kwetsbaarheid mijns inziens kan vertroebelen. In De Groene Amsterdammer schrijven hoogleraar en letterkundige Yra van Dijk en docent Nederlands Marie-José Klaver aan een vierdelige reeks over de leescrisis in het onderwijs. Aan het eind van hun derde artikel, dat stilstaat bij de nefaste gevolgen van de ‘opleuking’ van het leesonderwijs, sommen ze op wat er schort:
de onderschatte leerling, de schrale schoolbibliotheek, de knutseldidactiek, de gebrekkige richtlijnen, het afstompende eindexamen en de te weinig belezen leraar die zich baseert op een digitale en niet diverse methode.
‘Verwaarlozing vermomd als bescherming’, noemen ze het. Dat sluit aan bij het opiniestuk in De Standaard dat ik enkele jaren geleden met Geert Van Istendael schreef – namens de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren. We drukten hierin onze bezorgdheid uit over de steeds grotere afwezigheid van literatuur in de opleiding van leerlingen in het Vlaamse technisch en beroepsonderwijs. Het ging er ons niet om vakken die rechtstreeks gericht zijn op de technologische of economische vereisten van de markt te geringschatten. Maar we vonden het wel nodig aan te geven dat de ontwikkeling van kind naar volwassene ook noden van een andere orde behelst. Literatuur biedt het beste taalgebruik aan dat in een taal voorhanden is en leert je uit je comfortzone te stappen, inzicht te krijgen in menselijke verhoudingen, in machtsmechanismen, en ook in gedeelde kwetsbaarheid. Literatuur maakt je vertrouwd met onverwachte wendingen, met een veelheid en complexiteit van naast en door elkaar levende visies op de waarheid. Hoe kun je verantwoorden iemand daarvan uit te sluiten, tenzij je een deel van de bevolking beschouwt als zielloze gebruiksvoorwerpen? Zelfs als we literatuur en andere kunsten zouden opvatten als een terrein waar enkel een minderheid werkelijk vatbaar voor is, door kan worden geraakt en gevormd, dan nog blijft het de taak van ons onderwijs elke sociale laag in de bevolking en leerlingen in elk type onderwijs de kans te geven tot deze minderheid te gaan behoren. Groepen leerlingen hier bewust van weghouden, hen bij voorbaat bestempelen als ongeïnteresseerd of incapabel, is een sociale onrechtvaardigheid.
Dat de verhouding van jonge mensen tot literatuur helemaal niet zo onomkeerbaar negatief is, heb ik als auteur meermaals ervaren wanneer ik op uitnodiging van middelbare scholen voor hen stond om over mijn werk te praten en eruit voor te lezen. Slechts één keer was het onaangenaam, maar het was duidelijk dat er in dat geval geen voorbereiding aan mijn komst te pas was gekomen. Dat laatste is een voorwaarde van het slagen van zo’n schrijversbezoek, zo stellen ook de onderzoekers die in 2018 in opdracht van Stichting Lezen en de Schrijvercentrale nagingen wat zo’n schrijversbezoek bij leerlingen teweegbrengt. Zij concluderen:
De belangrijkste opbrengst is dat het [schrijversbezoek] leesplezier bij de leerlingen wordt vergroot. Een schrijver in de klas maakt dat boeken voor hen gaan leven. […] [L]eerlingen raken ook gemotiveerder voor lezen in het algemeen. [...] [L]eerlingen worden door een schrijversbezoek aan het denken gezet.
Eén van de mooiste voorbeelden van hoe het kan, maakte ik eerder dit jaar mee in een middelbare school in Meppel. Ik bracht die dag twaalf uur in treinen en stations door maar dat was het zeker waard. Ik werd twee uur lang door verschillende groepjes leerlingen geïnterviewd over mijn roman Dertig dagen (2015). Later die maand organiseerden ze een avond voor de ouders, waarop iedereen liet zien wat ze naar aanleiding van mijn boek hadden uitgediept of gemaakt. Eén leerling componeerde zelfs een gevoelige, indrukwekkend goede soundtrack bij mijn roman.
'Ik geloof niet dat de jeugd van tegenwoordig uit fundamenteel andere mensen bestaat dan u en ik, met fundamenteel andere interesses en andere existentiële vragen.'
In Vlaanderen heb ik een mooie herinnering aan twee leerlingen (een jongen en een meisje) die me volgden, na een boeiend groepsgesprek rond – alweer – Dertig dagen, toen ik door de gangen van hun school onderweg was naar de uitgang. Aanvankelijk waren ze gegeneerd door elkaars onvoorziene aanwezigheid, maar daar zetten ze zich overheen. Ze wilden me nog spreken over hoe het einde van de roman hun had geschokt en wat het lezen bij hen teweeg had gebracht. Hoe ze hadden nagedacht over hun eigen houding tegenover goedheid – het thema van de roman – wat het eigenlijk is, de haalbaarheid ervan, de gerelateerde problemen, hun kwetsbare geloof erin. Ze bedankten mij, met dappere ogen en een blos op de wangen. Ze hadden geen idee wat dit voor mij betekende.
Het hoeft niet te verwonderen dat het loont levende auteurs te betrekken bij lessen Nederlands en de leerlingen met hen in dialoog te laten gaan, te laten luisteren naar een auteur die voorleest ook, waarbij de leefwerelden van beide partijen dichter bij elkaar worden gebracht. We delen immers een wereld, en dan bedoel ik niet enkel de maatschappij waarin we leven – want dan moet literatuur weer in het enge korset van maatschappelijke relevantie en engagement worden gedwongen – we delen ook het ervaren van een innerlijke wereld, en niet alleen met elkaar, maar eveneens met de mensen uit het verleden en uit andere plekken op de wereld die hun ervaringen en verbeelding in literatuur omzetten.
Ik geloof niet dat de jeugd van tegenwoordig uit fundamenteel andere mensen bestaat dan u en ik, met fundamenteel andere interesses en andere existentiële vragen. Ik denk dat het aan de volwassenen is – aan leraren, academici, ouders én auteurs – om in te zien dat wat taal, literatuur en de andere geesteswetenschappen je bijbrengen dan wel moeilijk meetbaar is, maar daarom volstrekt niet onbestaand, dat het onze verantwoordelijkheid is om in onderlinge samenwerking dat inzicht door te geven en op te wekken. Dat zoiets een inspanning vergt, ligt voor de hand.
Tot slot nog enkele punten. Eerst wil ik aandacht vragen voor de reeks novelles rond psychische kwetsbaarheid, die in Vlaanderen elk jaar bij Uitgeverij Angèle worden uitgegeven op initiatief van de organisatie Te Gek!? Dit initiatief heeft tot doel psychische problemen bespreekbaar te maken. Elk jaar wordt door telkens een andere auteur gewerkt rond telkens een ander thema. Zelf schreef ik hiervoor in 2019 de novelle Deserteren, het opgegeven thema was toen hoogsensitiviteit.
Verder wil ik enkele van mijn dada’s in de kijker zetten. Ik ben deel van het auteurscollectief Fixdit, waarmee we onder andere meer aandacht vragen voor waardevol werk van vrouwelijke auteurs uit het verleden. Met Jannah Loontjens maak ik de Fixdit Podcast, die u zeker kan helpen bij het werken rond psychische kwetsbaarheid in de lessen.
Het andere stokpaardje is mijn favoriete genre: het korte verhaal en de verhalenbundel. Hoewel ik meestal op middelbare scholen word uitgenodigd om over mijn romans te praten, merk ik dat steeds meer leerkrachten begrijpen dat korte verhalen zich beter lenen dan romanfragmenten om mee te werken in het onderwijs. Ook Yra van Dijk en Marie-José Klaver wijzen in hun artikel op het belang van klassikaal lezen. Ik was dan ook bijzonder verheugd dat in het Nederlandstalig onderwijs in België mijn verhalenbundel Veronderstellingen werd opgenomen in de reeks ‘Boektoppers’, aanbevolen voor de derde graad van het secundair onderwijs, de eerste keer dat een verhalenbundel die eer te beurt viel. Veronderstellingen toont hoe mensen opgesloten zitten in hun eigen waarheid. Hoe ze zichzelf en elkaar met onjuiste veronderstellingen dwars zitten. Maar ook hoe eenzaam het voelt wanneer we het wel bij het rechte eind hebben en niet worden geloofd. Ook veel van mijn Nederlandstalige collega’s schreven schitterende verhalenbundels: Sanneke van Hassel, Manon Uphoff, Rob van Essen, Gamal Fouad of Mensje van Keulen bijvoorbeeld, of verder terug in de tijd: Marga Minco, Ida Simons of Mary Dorna (die drie laatste auteurs behandelden we in de Fixdit Podcast). Korte verhalen zijn – hoewel ze bij voorkeur in een context van een samenhangende verhalenbundel staan – afgeronde gehelen. En ze zijn bij uitstek de plek waar ‘the lonely voice’ tot uiting komt, zoals schrijver Frank O’ Connor het uitdrukt in zijn schitterende studie over het korte verhaal met een gelijknamige titel. Ze tonen mensen in hun gedaante van buitenstaander, mensen in hun eenzaamheid en kwetsbaarheid.