Van oppervlakkige tolerantie naar diepgewortelde solidariteit
door Eunique Pierre Van Doorsselaere
Op 24 oktober stelden de deelnemers van Nieuw Geluid 2025 zichzelf en hun thema’s voor aan het publiek. Eunique Pierre Van Doorsselaere is masterstudent ‘Conflict and development’ aan de Universiteit Gent en combineert haar academisch werk met actief engagement. Zo is ze onder meer bestuurslid van de Gentse studentenvereniging Umoja Gent en vrijwilliger bij A-buddy, een organisatie voor en door geadopteerden. Tijdens Nieuw Geluid Live vertelt Eunique over de constante dans tussen wie ze is en wie de maatschappij wil dat ze is.
Als zesjarige kwam ik tot het besef dat ik voor de rest van mijn leven anders zou worden behandeld, omwille van mijn huidskleur. Tegen dan had ik al genoeg meegemaakt om te begrijpen dat mijn aanwezigheid voor sommigen een uitzondering was, en geen vanzelfsprekendheid.
Ik was zeven maanden en zestien dagen oud wanneer ik voet op Belgische grond zet. Aalter is al 24 jaar mijn thuis. Maar het vreemde is: ondanks al die tijd, die wortels, die herinneringen, voel ik me niet altijd thuis in de maatschappij die zogezegd de mijne is.
Mijn jeugd kun je nochtans niet anders dan typisch Vlaams te noemen. Dertien jaar lang zat ik in de scouts, ik volgde enkele jaren muziekschool en trok daarna naar de atletiekclub. En toch voelde ik me vaak net niet helemaal deel van het geheel. Want ja, als je als één van de weinige personen van kleur opgroeit in Aalter, met Pieter De Crem als burgemeester, dan zegt dat toch al genoeg.
Na talloze atletiekwedstrijden is het bijvoorbeeld niemand ooit gelukt om mijn naam correct uit te spreken. Te moeilijk, blijkbaar. Tijdens een wedstrijd verspringen las de verantwoordelijke elke naam netjes voor … Ik voelde de stress al opbouwen. Niet zozeer omdat het een wedstrijd was. Maar eerder omwille van een angst over hoe hij mijn naam zou uitspreken. Na een luide diepe zucht wist ik dat het mijn beurt was.
Hij scande de omgeving om te zien bij wie deze naam zou passen, een blik op zijn blad, dan een blik op mij. “E mag zich klaarmaken”, zei hij dan, alsof de klinker in mijn naam voldoende was om mijn bestaan samen te vatten. Eén klinker: dat was de waarde die ik kreeg. Toen ik hem corrigeerde, glimlachte hij ongemakkelijk, en trok hij zijn schouders op. Die wedstrijd was mijn naam E. Mijn naam en mijn bestaan waren duidelijk niet van belang voor hem.
Wat zegt het over onze maatschappij als we racisme in het onderwijs niet benoemen? Tijdens een les op school zei een leerling vol zelfvertrouwen: “Racisme in België bestaat niet meer.” Bijna iedereen knikte instemmend. Ik keek naar mijn bruine klasgenoot, hij naar mij. Zonder woorden dachten we exact hetzelfde: ‘What the hell are they talking about?!’
‘Deel uitmaken van de samenleving betekent niet altijd hetzelfde als geaccepteerd worden door de samenleving’
Die dag was het moment dat we ons favoriete spel bedachten: Racisme-bingo! Bijna wekelijks bespraken we kort wat we hadden meegemaakt aan de hand van onze ingebeelde bingokaart: hoeveel mensen ongevraagd aan ons haar kwamen, hoe vaak medeklasgenoten het N-woord gebruikten, hoeveel micro-agressies er deze week werden geuit, …
Al die kleine en grote ervaringen hebben één ding gemeen: ze doen iets met je gevoel van verbondenheid. Ze leren je dat deel uitmaken van de samenleving niet altijd hetzelfde betekent als geaccepteerd worden door de samenleving.
Vandaag, als vierentwintigjarige, moet ik mijn Belg-zijn nog steeds verantwoorden. Alsof ik telkens een identiteitsbewijs moet tonen dat verder gaat dan mijn paspoort. Alsof mijn ‘thuis’ conditioneel is, afhankelijk van de mate waarin ik pas binnen het beeld dat men van ‘de Belg’ heeft.
‘Echte verbondenheid begint met erkenning. Erkenning dat kleur, afkomst en geschiedenis wél een rol spelen in hoe we elkaar zien en behandelen, maar ook dat gender, klasse, geloof, beperking, seksualiteit en taal ons bestaan mee vormgeven’
Maatschappelijke verbondenheid is voor mij dus geen vanzelfsprekendheid, maar een zoektocht. Een constante dans tussen wie ik ben en wie de maatschappij wil dat ik ben. Tussen trots en vermoeidheid. Tussen hoop en frustratie.
Toch geloof ik dat echte verbondenheid begint met erkenning. Erkenning dat kleur, afkomst en geschiedenis wél een rol spelen in hoe we elkaar zien en behandelen, maar ook dat gender, klasse, geloof, beperking, seksualiteit en taal ons bestaan mee vormgeven.
Dat ongelijkheid niet op één as leeft, maar op kruispunten waar identiteiten elkaar raken, botsen en overlappen. Echte verbondenheid vraagt dan ook dat we die kruispunten durven zien, dat we luisteren naar verhalen die niet de onze zijn, en dat we erkennen dat privilege en uitsluiting soms hand in hand gaan binnen één en dezelfde samenleving. Pas wanneer we dat begrijpen, kan onze maatschappij groeien van oppervlakkige tolerantie naar diepgewortelde solidariteit.
Eunique Pierre Van Doorsselaere
Eunique Pierre Van Doorsselaere (2001) is masterstudent Conflict & Development aan de UGent en combineert haar academisch werk met actief engagement. Als bestuurslid van Umoja Gent zet ze zich in voor veilige ruimtes en representatie voor jongeren van kleur in het hoger onderwijs. Ze is ook vrijwilliger bij A-Buddy een organisatie voor en door geadopteerden en is actief binnen de 'Reparations, Healing and Decolonisation' campagne van For Mother Earth.
Alles bekijkenFoto's: Andreas Van Esbroeck