[emoji van een omhelzing]
Op Eerste Kerstdag breek ik een hart. Op de fiets op weg naar huis breek ik zelf. Hyperventilerend stap ik van de fiets en ga op zoek naar een huilhokje. Ik heb geluk dat ik in Oud-West ben ingestort want hier zijn relatief gezien meer huilhokjes dan in bijvoorbeeld Bos en Lommer. Ik heb jarenlang in Oud-West gewoond dus weet precies waar ik een hokje kan vinden. Op de Jacob van Lennepkade zie ik er een. Het blauwe, spiegelende glas reflecteert het waterige decemberzonlicht over de kade.
Ik loop naar de deur van huilhokje #342 en leg mijn hand erop. De deur maakt een liefkozend geluidje, ze is bekend met mijn handafdruk, maar meteen daarop volgt een verontschuldigend geluid: het hokje is bezet. ‘HANG IN THERE’ schrijft de deur, ‘[emoji van een omhelzing]’. Boven de deur verschijnt een aftellende klok. Tien minuten en dan is dit hokje weer vrij.
Ik ga op het wachtbankje zitten. Hoe lang zijn de hokjes er nu al? Een jaar of drie, vier? De Huilhokjes waren een van de speerpunten van een conservatief-liberale politieke partij tijdens de verkiezingen van 2030. Te veel zichtbare emoties op straat zouden de samenleving te feminien maken. Men bleef er te lang in hangen en trok de medemens in de eigen emoties mee, zo verminderde het de algemene efficiency van Nederland. Emoties? Niet op straat – was het motto voor de campagne.
Toen de partij de grootste partij werd, werden de hokjes zo snel mogelijk ingevoerd. Amsterdam en Den Haag waren de eerste steden waar ze verschenen. Ze zijn ontworpen door een kunstenaar die goed met emoties is. Toen ze er net waren, zei ik eens tegen een collega dat ik het een perverse vorm van kunst vond: mensen opsluiten in hun emoties. De collega zei dat ik kunst niet moet verwarren met het echte leven. Nu maak ik graag gebruik van de huilhokjes maar doordat ze altijd bezet zijn, schieten ze hun doel wel wat voorbij.
Achter me maakt huilhokje #342 het geluid van een magnetron die klaar is. Uit de deur stapt een vrouw die ik herken. Het is mijn oud-huisgenoot van toen ik nog in Oud-West woonde. ‘Linette!’, zeg ik. ‘Zo lang geleden, hoe gaat het?’
Linette lacht. ‘Goed!’, zegt ze. ‘Met jou?’ Haar ogen zijn dik en rood en ze is veel magerder dan ik me herinner, ze heeft iets dierlijks over zich heen gekregen, iets pasgeborens.
‘Ook goed’, zeg ik.
We zijn stil.
‘Nou’, zegt ze, ‘ik moest maar weer eens gaan.’
‘Ja’, zeg ik, ik wijs op het hokje, ‘ik ga nog even…’
Linette knikt. We glimlachen.
Ik stap huilhokje #342 binnen en draai me om. Ik zie Linette weglopen met haar rug wat gebogen, maar misschien verbeeld ik me dat omdat ik zo emotioneel ben. De deur glijdt dicht. ‘HELLO HOW ARE WE TODAY’ vraagt de deur. Ik haal adem en ik huil.