Vruchtvlees
Sinds moeder een varken in het tuinhuis houdt, staat vaders motorfiets in de woonkamer. Ze lijken in een showroom te leven. Ik stel me voor hoe het huis bij elk avondmaal naar aardappelen en benzine ruikt.
Moeder toonde me het varken toen ik langskwam op een zondag. Ze zei ‘nu is het ons geheim’ en ik dacht ‘nu ben ik medeplichtig.’
Ik wandelde door de woonkamer, voorbij de motorfiets, en ging in de sofa zitten.
‘Hoe lang plan je dat beest te houden?’ riep ik naar de keuken.
‘Wil je melk?’ riep moeder terug.
‘Welke?’
‘Koe.’
Ik zuchtte en vroeg me af bij welke buren een melkkoe ondergedoken zou leven en of het op een slaapkamer of in een tuinhuis zou staan. Iemand in deze straat had dan waarschijnlijk ook een stier en ergens zou een tot stukken versneden kalf in de diepvries zitten.
Moeder betaalt zich blauw aan boetes. Voor het houden van dieren met het oog op consumptie. Voor het verkopen van dierlijke producten. Ze pronkt ermee alsof het medailles zijn en hangt ze aan het prikbord in de keuken.
Wanneer men haar betrapt met het varken zal ze culinaire smeekbedes houden. Zo gaat het elke keer. Ze zal net niet op de knieën vallen, ‘wangetjes in Madeirasaus,’ zal ze jammeren, ‘ribbetjes, koteletten, salami.’ Daarna zal ze roepen, ‘cultuurbarbaren! Beulen! Dictators!’ Het beest zal al lang ingeladen zijn wanneer ze tot fluisteren overgaat, ‘schuif zondag gewoon mee aan tafel. Niemand hoeft het te weten. We kunnen er jaren van eten.
Ze zal me opbellen zodra men de straat uit rijdt, de nieuwe boete als bewijs van haar geleverde strijd nog in de hand.
‘Al een geluk dat ze niet naar de zolder gingen kijken,’ zal ze zeggen.