Thuis in ontheemding | Reflecties over (n)ergens behoren

door Alicja Gescinska

Datum 17 december 2024

De vraag naar thuis-zijn, en wat dat precies betekent, houdt filosoof Alicja Gescinka al bezig sinds ze met haar gezin in 1988 communistisch Polen ontvluchtte en in België belandde. In de jarenlange worsteling met deze vraag is ze er inmiddels achter dat thuis zijn veel meer te maken heeft met wie je bent, dan waar je bent. 'Wie niet thuis is in zichzelf, kan niet thuis zijn ergens anders.'

Waar kom je vandaan?

Ik heb de precieze rekensom niet gemaakt, maar dit kan ik wel met zekerheid zeggen: gedurende de 43 jaar dat mijn leven probeert geleefd te worden, ben ik meer dan 10 keer verhuisd. Dat maakt mij zowel ervaringsdeskundige als het tegendeel daarvan inzake het thema ‘thuis zijn’. Meer dan 10 keer verhuizen, dat betekent ook: meer dan 10 plaatsen een thuis noemen en er weer afscheid van nemen, 10 keer je boeltje pakken (als het kan) en weer uitpakken (als het mag), 10 keer een vreemde omgeving vertrouwd maken. Het betekent, als we een gemiddelde nemen, je niet veel langer dan vier jaar op één plaats kunnen wortelen. Het betekent, in mijn geval alleszins, ook: drie keer van talige omgeving veranderen, vier keer in een andere munteenheid betalen, en leven zonder het omringd zijn door familie: geen grootouders; geen tantes, geen nonkels, sommige jaren zelfs geen zussen nabij meer. Maar vooral betekent het: thuis zijn in ontheemding.

De vraag naar thuis-zijn, en wat dat precies betekent, houdt mij al bezig sinds mijn kindertijd, al sinds we in 1988 communistisch Polen ontvluchtten en in België belandden. Die vraag werd waarschijnlijk voor het eerst in mij opgeroepen door een andere vraag, waar ik als kind vaak mee geconfronteerd werd: Waar kom je vandaan?

Die vraag werd meestal in alle onschuld gesteld, door mensen die oprecht begaan waren met het lot van een jong gezin dat in 1988 in een landelijke gemeente in Oost-Vlaanderen was neergestreken. Het was een tijd waarin een dorp nog echt een dorp was, en geen voorstad of buitenwijk van een grotere stad, zoals dat in het Vlaanderen van vandaag een zeldzaamheid dreigt te worden. En dat was dus ook de tijd dat een migrantenfamilie uit Polen in je dorp hebben best wel een curiosum was. Ter indicatie: onze komst heeft toen zelfs het regionale nieuws gehaald.

Waar kom je écht vandaan?

Zelden heb ik die vraag als vijandig beschouwd, eerder als blijk van nieuwsgierigheid. Maar zelfs voor het jonge kind dat ik toen was, volstond die vraag om te beseffen dat de plek waar ik me bevond, niet de plaats was waar de mensen rondom mij me verwacht hadden te zien.

Waar kom je vandaan, want je bent niet van hier?

De vraag heeft me ’s nachts vaak wakker gehouden. Daar lag ik dan in mijn bed, starend naar het plafond, de vraag terugkaatsend naar de nacht. Waar kom ik vandaan? Ik kom uit de Stationsstraat. Ik kom uit Lede (die Oost-Vlaamse gemeente dus), ik kom uit Brussel, uit het Klein Kasteeltje, want toen we in 1988 in België aankwamen, was het Klein Kasteeltje gedurende enkele maanden mijn eerste ‘thuis’ in België. Ik kom uit het oosten van Europa, ik kom uit Centraal-Europa, ik kom uit Polen, ik kom uit Warschau, ik kom uit Bielany (de arme buitenwijk van Warschau). Ik kom uit mijn moeders buik. Ik kom uit het toeval van het universum.

Wat juist is en wat waar is, dat is niet altijd hetzelfde. Al deze antwoorden zouden juiste antwoorden zijn, en tegelijk onbevredigend. Als kind voelde ik dat al aan: wat ik ook als antwoord gaf, het was nooit een sluitend antwoord. Ik kwam altijd van elders.

Paradox op benen

Thuis zijn is voor mij nooit een vanzelfsprekendheid geweest. Misschien is het dat wel voor niemand, en ik geloof dat ieder mens die existentiële strijd kan kennen: de worsteling met de vraag of je wel bent waar je moet zijn, de worsteling met je plaats in de wereld. Maar voor mensen met een migratie-achtergrond, is die worsteling meestal veel meer uitgesproken en is de onvanzelfsprekendheid van het thuis-zijn nog minder vanzelfsprekend dan voor anderen. Uit die worsteling van de voorbije 43 jaar denk ik een aantal zaken over ons mens-zijn en het thuis-zijn geleerd te hebben. En ik zou willen beginnen met een algemene observatie over dat mens-zijn.

De menselijke soort is de voorbije duizenden jaren niet veel veranderd. We zijn, in alles wat we doen en denken, ‘nomadische settlers’. Dat was vroeger zo, en dat is nu nog zo. Het primaire motief van het bestaan is dat schipperen tussen twee tegengestelde verlangens: vertrekken en blijven. We willen thuis zijn én de wereld verkennen, we willen ons vestigen op een plaats én nieuwe plaatsen ontdekken. Dat hangt samen met andere botsende verlangens die ons als mens drijven. De mens is een paradox op benen. Onze belangrijkste drijfveren zijn tegengestelden. We verlangen naar het avontuur van de vrijheid, maar hunkeren tegelijk naar de zekerheid van de veiligheid. We houden vast aan het vertrouwde, en reiken tegelijk naar het vernieuwde.

Innerlijke kwaliteit

Het belangrijkste wat ik geleerd heb, is dat thuis zijn slechts in tweede instantie te maken heeft met waar je bent. In de eerste plaats heeft het te maken met wie je bent. Thuis zijn is een innerlijke kwaliteit. Wie niet thuis is in zichzelf, kan niet thuis zijn ergens anders. Daardoor is het fenomeen nauw verbonden met dat van zelfrealisatie, zoals ook de Duitse filosoof Max Scheler, meer dan honderd jaar geleden, al opmerkte. Je moet chez-soi zijn in jezelf vooraleer je thuis kunt zijn in de wereld: je moet voldoening hebben in wie je bent vooraleer je voldoening kunt hebben in waar je bent. Zelf ervaar ik dat zeer duidelijk. Het heeft lang geduurd vooraleer ik mezelf geworden ben; ik ben lang op zoek geweest naar wie en wat ik wilde worden. Pas de voorbije jaren is die zoektocht min of meer voorbij. Ik ben steeds vaker chez-moi.

Ik ben thuis in mijn moederschap en in mijn schrijverschap. In mijn schrijverschap vind ik mezelf en mijn plaats in de wereld. Ik woon in elk van mijn gedichten. In al mijn gedachten die ik aan het papier toevertrouw kom ik een beetje thuis. De filosofie heeft me grond onder mijn voeten gegeven. Enerzijds is filosofie een enorm vereenzamende bezigheid; anderzijds gaat er troost uit van de filosofie, vanuit het besef dat je met je levensvragen niet alleen zit, dat voor jou, tot wel duizenden jaren geleden, denkers met dezelfde kronkels in hun hoofd zaten.

Dan is er het moederschap. Sinds ik moeder ben stelt de vraag naar mijn thuis zich minder pregnant: mijn thuis is waar mijn kinderen zijn. Dat klinkt modieus onmodieus, alsof het moederschap een bestemming is waar een vrouw haar plaats in het leven vindt. Maar ik heb het niet over de bestemming van “de vrouw”, wel over mijn bestemming. Ik heb ontdekt dat ik thuis ben gekomen in het moederschap. De plek waar mijn kinderen zijn, noem ik mijn thuis. Het is echter niet zo dat mijn existentiële worsteling met de wereld en mijn plaats daar volledig weg is. Het is niet zo dat ik mijn geboorteland niet meer mis wanneer ik in België ben; ik mis Polen zelfs wanneer ik in Polen ben. Het is niet zo dat ik niet maandelijks, wekelijks, dagelijks herinnerd wordt aan het feit dat ik besta uit een aaneenschakeling van ontheemding. Maar in die worsteling met mezelf en de wereld sta ik niet meer zo alleen. En dat is een gigantisch verschil. 

Externe voorwaarden

Uiteraard wordt het thuis-zijn als innerlijke kwaliteit gevormd door externe factoren. Een minimum aan bestaanszekerheid, menswaardige huisvesting, is nodig opdat wat voor een thuis moet doorgaan ook echt een thuis kan zijn. Je hebt externe voorwaarden en innerlijke vaardigheden nodig om jezelf te kunnen zijn, chez-soi. Ik denk daarbij aan de capabilities approach van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum. Zij stelde een lijst op van 10 essentiële capabilities, voorwaarden en vaardigheden, zonder dewelke een mens niet vrij kan zijn, zonder dewelke zijn waardigheid geschaad wordt, zonder dewelke, zo zou ik toevoegen, hij niet thuis kan zijn in de wereld. Ik noem enkele van die capabilities:

  • Praktische rede: het vermogen hebben om je eigen concept te vormen van wat een goed leven is en hoe je je eigen leven wilt vormen

  • Affiliatie: het vermogen hebben om in een sociaal netwerk te zitten, je te verbinden met andere mensen

  • Lichamelijke integriteit: beschermd zijn tegen fysiek en geestelijk geweld

  • Politieke participatie: niet in een dictatuur leven, inspraak hebben, maar vooral: recht op rechten hebben

Inderdaad kan men zich moeilijk inbeelden dat een mens zich comfortabel thuis zou voelen wanneer al die capabilities, intern en extern van aard, hem ontnomen zouden zijn.

Geuren en geluiden

Omdat ik in mijn leven zo vaak verhuisd ben, heb ik ook zo vaak afscheid moeten nemen van plaatsen die een thuis waren. Vaak bestaan die plaatsen niet meer, of niet meer in de vorm zoals ik ze als thuis kende. Het zijn, om het met een nieuw woord te zeggen, fantoomplekken. Plaatsen die alleen nog in onze herinnering bestaan en daar, zoals fantoompijn, soms knagen en soms snijden.

Maar omdat ze nog in herinnering bestaan, zijn ze nog niet volledig verdwenen. En ze staan ook niet los van de plaats die nu een thuis voor me is. Ondanks de ontheemding, bestaat er wel degelijk een continuïteit tussen wat vroeger thuis was en wat nu thuis is. Thuis wordt gevormd door een zintuiglijke, emotionele leefwereld: door geuren en geluiden bijvoorbeeld. We naderen de kerstdagen, en wanneer de geur van rode bietensoep op 24 december in mijn woonkamer zal hangen, dan weet ik: ik ben thuis, en dan herinner ik me die geur van rode bietensoep op 24 december op al die plaatsen waar ik vroeger thuis was en kerstavond vierde. Geuren, gerechten, gebruiken; traditie in het algemeen: dat geeft mensen stabiliteit en houvast, continuïteit in onze vaak gefragmenteerde levens.

Zo is het ook met geluiden, met muziek. Ik heb drie jaar in de VS gewoond, en er mij thuis gevoeld. Maar ik heb me er ook meer dan ooit Europeaan gevoeld, als iemand dus van de andere kant van de oceaan. Maar ik was er thuis, onder andere dankzij muziek. Geef mij Chopin en Schubert, en ik kom een beetje thuis. Zolang ik die muziek bij me heb, heb ik grond onder de voeten. En al helemaal wanneer ik Schuberts Der Wanderer hoor, want dat is de kracht van muziek. Muziek geeft je het gevoel dat je jezelf beter begrijpt, dat je de wereld beter begrijpt, dat je je door de wereld beter begrepen voelt. Een muziekstuk kan in algemeenheid een emotie uitdrukken die voor jou hoogstpersoonlijk is. In Schuberts Der Wanderer klinken woorden die in mijn ziel gegrift zijn.

            Wo bist du, wo bist du, mein geliebtes Land.
En:
            Ich bin ein Fremdling überall

Die woorden en dat lied – dat Fremdlings Abendlied – zijn een lijflied voor de migrant, de ontheemde. Niet toevallig duikt het op in O Pioneers!, een van die  prachtige boeken van de Amerikaanse schrijfster Willa Cather. Migratie, hervestiging, ontheemding, opnieuw moeten beginnen op een nieuwe plek, in de great plains of America; dat vormde het hoofdmotief in Cathers leven en werk.

Het kwaad van de ontworteling

Ich bin ein Fremdling überall. Het feit dat iemand anders die woorden heeft neergeschreven, dat Schubert die op muziek heeft gezet, dat zovelen die woorden gezongen hebben; dat doet me thuis voelen in mijn ontheemding, in mijn vreemdeling zijn, in de wereld. De ontheemding en het vreemdeling zijn hoeven dus niet per definitie het thuisgevoel uit te sluiten. Zij worden er deel van, zoals ze deel zijn van de identiteit. Er kan dus ook heel veel moois ontstaan uit migratie; uit ontheemding worden nieuwe dromen en nieuwe levens geboren.

Het is heel verleidelijk om met deze mooie gedachte mijn betoog te beëindigen. Maar dan zou ik voorbijgaan aan iets heel wezenlijks, waar miljoenen mensen vandaag nog steeds mee geconfronteerd worden: de gedwongen ontheemding. Het moeten vluchten, het niet thuis kunnen blijven, dat is een vreselijk kwaad waaruit ook veel kwaad volgt.

Ik zou daarom willen afsluiten met de woorden van Barbara Skarga. Skarga was de belangrijkste Poolse filosofe van de vorige eeuw. Haar leven is getekend door tragedie. Ze zat tijdens de oorlog in het verzet, maar werd aan het einde van de oorlog door het Rode Leger gearresteerd. Ze werd voor 10 jaar naar de goelagkampen gestuurd. Daarna zat ze nog anderhalf jaar als ‘eeuwige banneling’ – zoals dat heette – in een kolchoz in het uiterste oosten van Siberië. Pas na 12 jaar zag ze haar geboortegrond terug, kwam ze terug thuis.

Ik wil met haar woorden afsluiten, omdat we in een wrede wereld leven, waar miljoenen mensen op de vlucht zijn voor oorlog en geweld; weg van thuis. Ik denk aan de rohingha van Myanmar: volgens de VN een van de meest vervolgde minderheden ter wereld. Zeker 1.2 miljoen van hen zijn displaced, zoals dat heet. Ik denk aan de Oeigoeren die op hun eigen geboortegrond in China niet mogen zijn wie ze zijn, en daarom naar heropvoedingskampen gestuurd worden – honderdduizenden uit hun huizen en van thuis weggerukt.

Ik denk aan het Midden-Oosten, waar duizenden Palestijnse burgers zijn gestorven en nog veel meer mensen gedwongen werden om hun huizen te verlaten. Ik denk aan Oekraïne, waar mensen op grote schaal naar Rusland zijn gedeporteerd. Ik heb het over nu, vandaag, ons heden. Het gaat om Oekraïense mannen die door de ‘filtratiecentra’ doorgestuurd werden naar Siberië. En het gaat ook om de, volgens sommige schattingen tot wel twintigduizend, vermiste Oekraïense kinderen – soms weeskinderen, soms door de oorlog tot wees gemaakte kinderen, soms gewoon kinderen die van hun ouders zijn weggerukt – die naar het oosten zijn gestuurd om daar gerussificeerd te worden.

Aan hen draag ik deze woorden van Skarga op: ‘Wat een vreselijke misdaad is het om tot hervestiging gedwongen te worden: om mensen los te rukken uit de bodem die hen al honderden jaren voedt.’ Er bestaat geen grotere misdaad dan mensen weg te rukken uit hun thuis.

Alicja Gescinska (Warschau, 1981) is een Pools-Vlaamse filosofe, schrijver en tv-maker. Ze kreeg bekendheid door het boek De verovering van de vrijheid. Na een academische carrière aan verschillende universiteiten in Amerika keerde ze terug naar België. In 2016 debuteerde ze als romanschrijver met het boek Een soort van liefde. Er volgden vele boeken. Ook is ze actief in de media, o.a. als tv-maker. Momenteel is zij werkzaam in Londen aan The University of Buckingham, waar ze directeur is van de opleiding filosofie. Haar specialisatie als filosofe betreft ideeëngeschiedenis, politieke filosofie en continentale ethiek.  

Alicja Gescinska sprak deze tekst uit tijdens het programma (n)ergens thuis op 10 december 2024, een avond over ontheemding en eenzaamheid in samenwerking met Avansa Citizenne.