Schrijfresidentie Parijs 2016

Stad van vermenigvuldiging en andere gedichten

door Carmien Michels

Datum 30 januari 2018
Door
Carmien Michels

In de zomer van 2016 nam Carmien Michels deel aan de schrijfresidentie van deBuren in Parijs. De metropool inspireerde haar tot een reeks gedichten over Parijs, de 'stad die allesbehalve kuisheidsgordels draagt'. Deze werden gepubliceerd in haar debuutbundel We komen van ver (2017).

Metropool

Roosters in de stoepen vermoeden een ondergrondse stad
boven de straatspiegel dansen rookpluimen
en mensen met plooifietsen

Voor elk exemplaar belooft de aarde een ondermens
die op de metro stapt zich tegen anderen perst 

Gebroken harten hervinden intimiteit
in andermans plooien
bagage te vergeten bij bestemming bereikt 

Boven drommen toeristen om een verkleumde zwerver
hedendaagse mummie zonder museum

Voor iedere metro die boven water komt
duikt elders een tram de diepte in
meldingen van dreiging wekken een koor van zuchten 

's Nachts komt iedereen samen op pleinen en daken
de stad kreunt met open ogen
zomer opzuigen uit je tegenpool
om je eigen winter te vergeten 

Stad van vermenigvuldiging

Op het plein bij de lantaarnpaal staat een nachtkast
daarnaast een matras met een vochtplek
de schaduw van een kind
wie zijn slaapkamer hier achterliet
droogt zijn natte dromen met daglicht

Op een balkon begiet een vrouw haar geraniums
een schooier met zeep neuriet onder de druppels
in een volgend leven is hij Piaf

Een groep oudjes wuift naar stenen standbeelden alsof ze levend zijn
de straatmuzikant bij de fontein schalt zonder gêne:
in iedere steen herken ik mijn vrouw
vijftig jaar geleden toen ze nog glad was
aan haar benen

De schooier neuriet onverstoord
de senioren zijn uit het lied verdwenen
de geraniumvrouw prikt een vinger in de aarde
nog twee bakken te gaan

Vloed

Acht laarzen wandelen in de gayparade
drie verward één zwanger
niemand hand in hand

Gedachten verdwalen in een man een vrouw een man
die ik als rozenblaadjes uit mijn mond trek
tot het laatste woord gevallen
mijn tong vol doornen

Ik blaas in de nek van een paradeganger
verzin een voorspel zonder jou

Geen burger begrijpt waarom je
na ons gesprek uit je oevers trad

Twintig miljoen tenen nat
sloepen in de straten
het museum in gevaar
voor wie zijn kelderplantage wilde redden
elektrocutie

In deze veelslachtige massa herkauw ik
alle vrouwen die we ooit kusten
alle bruggen die we verbrandden

Tegen hoeveel stromen moet ik in varen
voor je water zich naar binnen vouwt
lichamen wegwast uit lakens
wij weer gesteven in de kast

In Parijs vouw ik mijn verlangen / naar jou tot pocketformaat

Onderhuids

In Parijs vouw ik mijn verlangen
naar jou tot pocketformaat
parken en paden die doorlopen als losse eindjes
knoop ik in macramé rond mijn enkel
de band die mij bindt aan het huis
waar jij in mijn vijver
naar je persoonlijkheid viste

De buitenwijken rijgen mijn heupen
aaneen hoezeer ze ook uiteen willen drijven
in deze stad die allesbehalve kuisheidsgordels draagt
aan de brug van een naar vele monden
hangen duizenden hangsloten
die zijn afgeworpen en zo de stad bevruchten
met schommelingen

De zomer kookt
in mijn hoofd al deze scènes
die bedrogen dromen zijn
mijn huid een doorgeefluik tussen binnen
en buiten mijn tatoeages aquarellen
van toeristen die zich vereeuwigen
in de Seine een wensput
tussen mijn bekken

Parijs een riool sluipt onder mijn huid
hoe ik naar jou hunker
hoe dieper ik graaf
naar de fundamenten van mijn huis
catacomben waarin jouw aanwezigheid
en afwijzing elkaar onbehouwen kruisen
des te meer sluit ik jou uit

Belladonna

Macht hebben over iemand
is een moment grijpen
waarin je beiden de waarheid spreekt

Als je lacht en je lacht met jezelf
draag je de wereld als een harnas
om je naakte lijf

Zonder brandwonden kan je niet wegschrobben
de sporen van de trein
die dagelijks over je rijdt

Je grijnst als je in de spiegel kijkt
dit is wie ik ben zeg je als ik eerlijk ben

Je zwijgt over de zwijgzaamheid
die iedere avond wacht
tot je je onder haar te slapen legt

Onmacht is jezelf wijsmaken
dat oude lijken 's nachts verpulveren
tot ochtendprut
weg te pulken uit ooghoeken

© Marianne Hommersom

Carmien Michels (BE 1990) danst tussen pen en podium, tussen urban en klassiek. Ze studeerde Woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen. Ze debuteerde met de roman We zijn water (De Bezige Bij, 2013). Haar tweede roman Vraag het aan de bliksem verscheen in 2015 bij Polis, dezelfde uitgeverij publiceerde in 2017 haar eerste dichtbundel We komen van ver. In 2016 won ze zowel het Nederlands als het Europese Kampioenschap Poetry Slam. Ze neemt deel aan het Europese talentontwikkelingsproject CELA. Voor deBuren schreef ze niet alleen over Parijs, maar ook een citybook over Münster.

Meer over de Schrijfresidentie?

Ontdek wie mee ging naar Parijs, lees al hun bijdragen en kom te weten hoe het er achter de schermen aan toe gaat via de reportages.

Alles bekijken