Als mensen me zien verschijnen op een podium gaan ze er steeds van uit dat ik een hartverwarmend, inspirerend verhaal kom vertellen over een meisje dat iets vreselijks overwon. Dat komt misschien door mijn rolstoel die gepaard gaat met een brede glimlach. Maar vandaag ben ik hier niet om jullie te inspireren. Nee, dit is geen verhaal van triomf of verlichting. Dit is een verhaal van boosheid.
Ik ben boos omdat ik het absoluut niet eerlijk vind hoe ik sinds een jaar of tien behandeld word. Tien jaar geleden zag ik er nog normaal uit. Nu ja, wat is normaal? Ik was zeventien, ik had hetzelfde bruine haar en dezelfde blauwe ogen en droeg van die foute Adidas-vestjes en een Justin Bieber-kapsel. Maar voor die tijd was dat dus ‘normaal’.
Met het grote verschil dat ik toen nog twee werkende benen had. Maar sinds ik in dit karretje zit, merk ik op dat mensen mij anders behandelen: als een slachtoffer, een zieligaard, een patiënt. Een hulpbehoevend wezen dat vraagt naar aandacht, medelijden en sympathie dat kwetsbaar, afhankelijk en kanseloos is.
En dat maakt mij boos.
Ik word altijd onderschat. Onlangs vertelde ik tegen een collega dat ik zwanger ben en mijn eerste kindje verwacht in februari. In plaats van te horen: ‘Gefeliciteerd, wat een mooi nieuws’, hoorde ik: ‘Amai, dat is toch een uitdaging voor jou.’