‘Papa en mama moesten eens weten.’
Ik zit op de achterbank van een vreemde auto. Achter het stuur zit een vreemde jongeman. We rijden door een vreemde stad. Althans, als je Ommen z’n titel als stad gunt. Het is de zomer van 2019, ik ben enkele maanden ervoor naar Amsterdam verhuisd. Ik ben single. En ik heb besloten: nu is het tijd voor mijn seksuele ontwaking. In mijn telefoon staat een WhatsApp-gesprek tussen twee mensen die elkaar niet kennen, die fantaseren over de dingen die ze met elkaar zullen doen als ze elkaar eindelijk zien.
Naast me op de achterbank ligt een stapeltje kleren. Het zijn mijn kleren. Ik lig onderuit; mijn rechtervoet over de rug van de bijrijdersstoel, mijn linker wijdbeens naast me. Mijn linkerhand houdt een chique, glazen dildo op zijn plaats, met mijn rechter speel ik met mijzelf. De ramen zijn geblindeerd.
Mijn chauffeur houdt zijn ogen amper op de weg, kijkt bij elk geluid dat van de achterbank komt weer in de binnenspiegel. Hij heeft me opgepikt bij het station. We zijn al bijna bij zijn huis als hij het zegt: ‘Papa en mama moesten eens weten.’
Ik geloof ten stelligste dat mensen taal hebben uitgevonden om elkaar het hoofd op hol te brengen. Óf om een spannende situatie te ontmantelen. Woorden kunnen zuurstof geven aan een vuur waar je naar verlangt, óf ze kunnen slaan als een natte doek op een uitslaande brand. Een gratis advies: als op jouw achterbank een klein brandje zich ligt te bevredigen, waar jij je straks thuis aan mag warmen, begin dan niet over diens ouders.
Digitale ontmoetingsplaatsen
Ik had deze voordracht eigenlijk willen beginnen met de vraag: waarom schrijven mensen erotiek? Maar dat zou een kort essay hebben opgeleverd en ik heb de organisatie 800 woorden beloofd (het zijn er uiteindelijk ietsje meer geworden, maar vrees niet: jullie hebben het schunnigste al achter de rug).
Want natúúrlijk schrijven mensen erotiek. Natúúrlijk grijpen we in ons verlangen de grenzen op te zoeken van onze eigen erotische inbeelding terug op het krachtigste middel dat we kennen: onze taal.
Ik herhaal: ik geloof dat taal in de eerste plaats een middel is om elkaar en onszelf het hoofd op hol te brengen. Dáárom zijn het de rake woordjes van een geliefde die rillingen over onze rug jagen, dáárom sprongen vannacht de tranen in mijn ogen op een zweterige dansvloer. Niet vanwege de handen die mijn lichaam aftastten, maar vanwege de warme adem in mijn oor die vroeg: ‘Mag ik dit? Mag ik hier?’ En even later: ‘Ik voel al borsten.’
Taal is bedoeld om elkaar en onszelf het hoofd op hol te brengen.
Dáárom tiert de erotiek welig in de klamme hoekjes van het internet, op de erotischeverhalenfora, waar gebruikers de vunzigste, schattigste, lieflijkste, natste fantasieën met elkaar delen. Let wel: deze fora zijn géén niche ruimtes op het wereldwijde web. Deze digitale ontmoetingsplaatsen worden drúk bezocht.
Dat ontdekte ik zelf in het najaar van 2012, toen ik, uitgekeken op de barrage aan visuele porno die het achtergronddecor vormde van mijn puberteit, zelf een profiel aanmaakte op zo’n erotischeverhalensite. Een paar dagen lang laafde ik me aan de openhartige schrijfsels van aspirant-E.L. Jamesen (weten jullie nog wie dat is?), voordat ik de moed en inspiratie had verzameld om zélf een verhaal te plaatsen. Waar dat over ging zal ik nu niet delen; ik denk dat ik inmiddels al genoeg erotische ontboezemingen heb gedeeld.
Ik heb het vanochtend nog eens opgezocht en inmiddels is mijn verhaal op dat forum 15.261 keer gelezen. Het is daarmee verreweg mijn meest gelezen verhaal ooit. Maar meer nog dan die enorme hoeveelheid lezers ben ik verrukt over de reacties. Erotische lezers zijn kritische lezers: ‘Heerlijk verhaal, wel jammer van de d/t-fout.’ En: ‘Prachtig, maar dat van die poepresten had voor mij niet gehoeven.’ En tot slot de mooiste reactie die ik ooit op een verhaal heb ontvangen: ‘Jezus, wat een verhaal, ik heb me suf gerukt.’
Ons brein als zwellichaam
Wist je dat ons brein uit zichzelf geen onderscheid kan maken tussen feit en fictie, of tussen wat het zelf verzint en wat het op papier leest? Ik heb dat zelf verzonnen, maar het klinkt plausibel: een brein dat erotiek leest, kan versteld staan van zijn eigen vermogen tot het verkennen van nieuwe intieme en sensuele scenario’s. Wie erotiek leest, geeft de teugels van de eigen fantasie uit handen. Dat is spannend: het is de ultieme vorm van consent, die zich op elk moment en zonder schuldgevoel laat intrekken. Als jouw verhaal mij niet aanstaat, of als ik mij niet herken in jouw personages, klap ik het boek of mijn laptop even makkelijk weer dicht.
Wat dat betreft moet mij iets van het hart. Volgens mij klinkt bij bijna elke editie van het Rode Oor de oproep aan schrijvers om eens een beetje te dimmen met al die cisheteronormatieve en male gazey erotiek: ranke vrouwenlijven, stevige piemels. Hoewel ik de organisatie heb beloofd hier vanavond als schrijver te reflecteren op het genre van erotische literatuur als geheel, moet ik bekennen dat ik bij enkele van de verhalen die ik als jurylid las om precies díe reden mijn consent had willen intrekken.
En dat is jammer. Niet in de laatste plaats voor schrijvers zelf. Het bestaan van goede erotiek is belangrijk. Een geil brein is een gezond brein. Naar aanleiding van de Vijftig Tinten-craze onderzochten academici de effecten van erotische literatuur op het empathisch vermogen van lezers en ontdekten dat erotische lezers méér inlevingsvermogen in anderen hadden dan lezers die geen erotiek lazen. Lezers van erotiek ervoeren ook minder stress. Dat heb ik dan weer niet verzonnen.
Taal als middel om elkaar en onszelf het hoofd op hol te brengen én tot rust te manen.
Ons brein is een talig orgaan, dat in staat van opwinding tot wel een kwart van al het bloed in ons lijf opslurpt. Hoog tijd dus om de status van ons brein als ons belangrijkste zwellichaam te gaan erkennen. En die van het lezen van erotiek als de intiemste vorm van zelfbevrediging.
Jullie willen natuurlijk weten hoe het afliep met dat brandje op de achterbank van die auto. Dat bleef bij een brandje. Eenmaal bij hem thuis gekomen bleken mijn seksdate en ik twee totaal incompatibele lijven te hebben. Gedurende de middag bleek ook onze talige vrijpartij ronduit stuntelig en ongemakkelijk. Eén zin echter raakte volledig mijn juiste snaar: ‘Zal ik je maar terug naar het station brengen?’