Ik had Nico meteen herkend toen hij de kerk tien minuten te laat betrad. Na de dienst wachtte ik bij de uitgang.
Een paar tellen lang leek het alsof hij me niet zag en dacht ik dat hij door zou lopen. Toch stopte hij en hij keek me aan, steunend op zijn linkerbeen, zijn handen staken in de zakken van zijn pantalon. Het been trilde. Zijn ogen knipperden te vaak.
‘Bier?’ stelde ik voor. Ik had het idee dat hij niet gecondoleerd wilde worden, dat hij nog niet kon horen dat zijn favoriete lerares niet meer leefde, dat er opnieuw een stukje van zijn jeugd was gestorven.
‘Is goed. Ik zag je pas halverwege de mis, anders was ik naast je komen zitten. Schandalig dat er niemand was.’
‘Wij waren er,’ zei ik.
‘Wij zijn niet genoeg.’
Ik sloeg mijn arm om zijn schouders en loodste hem naar buiten, in de richting van het parkeerterrein. ‘Jij mag beslissen waar we wat gaan drinken. Onderweg naar dit gehucht ben ik niets fatsoenlijks tegengekomen. Dat jij het hier volhoudt, zeg. Respect.’
Nico’s ogen vernauwden zich. ‘Hoe weet je dat ik hier nog steeds woon?’
‘Facebook.’
‘O ja. Sorry, met driehonderd vrienden vergeet je wel eens wie je hebt toegevoegd.’ Hij trok zijn mouw omlaag, maar de stof gleed genadeloos terug tot halverwege zijn bleke pols. ‘Ik rijd wel voorop. Waar staat jouw auto?’
Op iets meer dan vijf meter afstand. Ik zette nog een stap. De sleutel ontdekte dat ik in de buurt was en klikte de Jaguar van het slot.
‘Het gaat goed met je,’ zei Nico. We zaten in een middeleeuws aandoend café dat grotendeels bestond uit een kelder. De eigenaren leken niet te beseffen dat het lente was, een gaskachel brandde in de hoek. Op elke tafel stonden kaarsen, een laagje vet lag over het hout. Nico kraste er onleesbare tekens in.
Tijdens mijn studie had ik geleefd op crackers, die als ontbijt en avondmaal dienden. Ik had zo veel geld geleend dat het me vijftien jaar kostte om de schuld af te betalen. Het grootste deel van de tijd was ik alleen, want mijn studiegenoten wilden naar het terras, naar het zwembad of naar de bioscoop. Leren voor tentamens was gratis, dat werd mijn hobby.
Mijn cijfers waren zo hoog dat de docenten in de rij stonden om me voor te stellen aan kennissen die me verder konden helpen. Dat vertelde ik mensen niet, mijn studietijd was een mengeling van wanhoop en arrogantie – ingrediënten voor succes, maar alleen wanneer je ze verstopte onder bescheidenheid.
‘Ik heb mijn bedrijf op het juiste moment verkocht,’ zei ik. ‘Ben je nog steeds leraar?’
‘Ja, Duits.’ Nico’s gezicht betrok. ‘Dat heb je zeker ook van Facebook?’
De serveerster die onze bestelling kwam opnemen wankelde op haar hakken. Ze had geen notitieboekje of iPad bij zich. ‘Twee Rochefort acht,’ zei ik. ‘Vind je dat goed, Nico?’
Hij ging rechter zitten, zijn nek kraakte. Waarschijnlijk vroeg hij zich af of het een regel was dat degene die bestelde ook zou betalen. Hoewel een docent Duits met de juiste kwaliteiten vijfduizend euro per maand kan verdienen, wist ik zeker dat Nico een lager bedrag op zijn rekening kreeg bijgeschreven. De ingrediënten voor succes hadden voor hem nooit op ooghoogte gelegen.
‘Nico?’
‘Eh, prima.’
De serveerster balanceerde naar de bar.
Nico keek me aan, zijn ooghoeken leken een weg naar beneden te zoeken. ‘Het is goed dat je bent gekomen. Ik had niet gedacht dat jij –’
‘Ik las het in de krant en ik kon gewoon niet niet komen. Als ik aan de brugklas terugdenk, denk ik aan haar.’ Ik probeerde mijn aandacht te verdelen tussen Nico en de bar. De serveerster, die hooguit twintig was, zou waarschijnlijk alleen ‘Rochefort’ doorgeven en terugkomen met een zes of een tien. In mijn portemonnee stopte ik standaard honderd muntjes van twintig cent. Als ze het verkeerde bier bracht, zou ik daarmee betalen, dan zou ze misschien wél leren tellen.