De Eiffeltoren is ongeveer 324 meter hoog. Ik schrijf ongeveer, want in de winter is de toren kleiner dan in de zomer. Het staal krimpt als het koud wordt tot vijftien centimeter, en bij hogere temperaturen zet het weer vijftien centimeter uit. Vijftien centimeter die soms staal, soms lucht, en soms voor een deel staal en lucht is. Er zijn dus veel mensen die de Eiffeltoren nooit in de volle lengte hebben gezien.
Ik vertelde het aan vriendinnetje J. met wie ik afgelopen herfst naar Parijs zou gaan. Als ik niet meer weet wat ik moet zeggen, dis ik feitjes op. Trivia die ik onthoud van Twee voor Twaalf en Per seconde wijzer. Ik maakte nog een grapje over andere dingen die vijftien centimeter zijn. Dat viel verkeerd: met een dodelijke blik zei ze dat ze dat “echt super kinderachtig” vond. Ik reageerde verontwaardigd dat ik slechts voortborduurde op een reeds bestaand fallussymbool. Uit speelse wraak negeerde ze mij een volle week. Althans zo interpreteerde ik dat. Ik zag haar in gedachten gniffelend mijn sms’jes wegleggen en zich verheugen op Parijs. De enige stad met echte romantiek, geen ironische. Een slotje met elkaars namen aan een brug hangen en struinen en eindeloos gevatte gesprekken voeren zoals Ethan Hawke en Julie Delpy in Before Sunset.
Na die week raakten J. en ik in een ingewikkeld gesprek verzeild, met “maar één mogelijke uitkomst”. Ik heb de Eiffeltoren nooit gezien, maar als ik deze zomer alleen ga zie ik ‘m grotendeels, hopelijk.