O Lot
Bevrijd de harten
En laat de straten vollopen met transparant glas
En laat de bossen met de wind dansen
Want we zijn jouw geheimzinnige spel moe
Het is aan de zee om verliefd te worden op het kleine meisje op het strand dat naar de verre horizon kijkt
Op een triest moment, toen zij het spelen beu werd, riep ze: Ik ga weg naar mijn troon!
Maar nu staat zij eenzaam voor de golven
De Zon verlaat haar en de Traan zegt tegen haar:
Ik leef
En het meisje verwondert zich over de vallende sneeuw
Want ze is gegroeid en nog steeds hetzelfde
Lopend zwerft zij door de witte straten
Niks verbaast haar
In een doolhof met de Traan
Waar zij soms blij wordt, plezier vindt en verliefd wordt op het leven,
zodat zij verdergaat met het oversteken van de grijze bruggen en met de gedachte dat de rivier een zee is, en dat ze op een dag een oog zal zien dat naar haar staart vanuit de woestheid van het water
maar de Zon manipuleert haar maar
Want dat is zijn hobby, kijken naar huilen
Wij willen deelnemen aan het spel, maar, net als de vallende Traan tegenover de zee, vliegen we en worden we in het zand gegooid. Wij roepen, zingen, weigeren te vallen, denken en denken, rouwen en kijken omhoog: o Lot, waar ben je?
En het maakt niet uit hoelang de golven vallen op onze naakte lichamen, je moet tenslotte altijd blijven spelen