Dit is wat ik mij voorstel bij armoede
We zitten achter je laptop aan de keukentafel en mijn neus is koud, omdat je het gepasseerde onweer wil ruiken. Via Google Street View etaleer je het eerste huis waarin je hebt gewoond: een kapwoning op de hoek van de straat met een aangebouwde garage, naast een leeg terrein in Kampen. De woningen zijn van elkaar gescheiden door heggen en alleen in jullie voortuin staat een trampoline.
De televisie aan de andere kant van het appartement staat nog aan op Discovery Channel:
“Acorn’s designers realised that the 6502 design didn’t contain much growth potential and wouldn’t be able to meet the demands of a new computer platform. Thus they went searching for a new processor.”
Ik breng mijn hoofd dichterbij het scherm en onze schouders raken elkaar. ‘Maar dit is niet het huis waar ik herinneringen van heb.’ Je praat zacht, het is half twee ’s nachts.
Doet het ertoe ergens gewoond te hebben zonder het bewust mee te maken? Nooit eerder is het in mij opgekomen het huis op te zoeken. Op WhatsApp vraag ik mijn moeder naar onze straat in Shasha, ze antwoordt: is everything alright? met een smiley.
Ik vroeg geen huisnummer, ging ervanuit dat ik het huis wel zou herkennen. Zoals ik ervanuit ga dat het iets betekent wanneer je een rilling krijgt. De primary school was niet ver, de kerk was niet ver; mijn zus en ik liepen er weleens alleen naartoe. Daarom, de beelden die op het scherm opdoemen kloppen niet: hier laat je meisjes niet alleen over straat.
‘Dit kan de buurt niet zijn,’ zeg ik. Je schuift je stoel iets op, zet de TV zachter en de wind prikt op mijn schouder. ‘Ik heb me daar nooit iel gevoeld.’ Het scherm draai ik van je weg. Heb ik me nu iets herinnerd?