Havelaar, inc.
Waarom betalen we deze mensen nog, vroeg ik me af. De lunchmeeting vond plaats in het bedrijfsrestaurant, waar alles biologisch, lokaal en vegetarisch werd geserveerd, want we hadden natuurlijk een imago om hoog te houden. Beide consultants hadden me dezelfde, onafhankelijke bevindingen voorgelegd, net als zoveel andere voor hen ook al hadden gedaan. Het was telkens hetzelfde verhaal, waarvan iedereen op voorhand reeds het einde wist, maar waarover iedereen telkens opnieuw verbazing veinsde, kritische vragen formuleerde, alternatieven voorstelde, en bij de vaststelling dat die er niet waren, stilzwijgend de conclusies aanhoorde en beloofde deze voor te leggen aan de raad van bestuur—zonder dat ooit effectief te doen. Niet uit een moedwillige misleiding, maar uit een gevoel van plicht of trots, om niet de boodschapper te moeten zijn die onvermijdelijk wordt neergeschoten, maar de held die ondanks alles toch blijft doorgaan. Na de lunch, koffie. De eeuwige cappuccino voor mezelf, een caffe latte voor de consultant met hartproblemen, en een dubbele espresso voor de andere die net vader was geworden. Koffie was werkelijk een lifestyle op zich, en al helemaal in het grootste koffiebedrijf van Nederland, met niet onaardige marktaandelen in de rest van Europa. De barista serveerde de koffie met een verplicht nummertje over het type boon, de manier waarop deze was geteeld, gewassen en gebrand, de korrelgrootte van het malen en het belang van gefilterd water, waarbij zijn lederen schort en linnen hemd de indruk gaven dat hij het allemaal met eigen handen had gedaan en onze koffie door allesbehalve dan een industriële machine van planetaire schaal werd geproduceerd. Een machine die op het punt stond stil te vallen, dus waarom niet nog nemen wat er te nemen viel? To the point, guys, zei ik tenslotte. Een van de consultants nam aarzelend het woord. Well, the truth is—. (300 woorden)