Manon Uphoff: ‘Ik ben altijd minder dan mijn eigen werk, niet meer’

Datum 21 oktober 2019

‘Wat kan ik buiten dit boek nog zeggen dat interessant en relevant is en wat niet al in het boek staat?’ Zo formuleerde Manon Uphoff haar grootste uitdaging aan het begin van de leesclub over haar jongste roman ‘Vallen is als vliegen’. Een heleboel, zo bleek. Ziehier een bloemlezing.

‘Alles mag gevraagd worden, maar ik ga er misschien geen antwoord op geven’

Over praten over een (persoonlijk) boek met lezers

‘Praten over Vallen is als vliegen is iets wat ik gaandeweg aan het leren ben. Ik heb gemerkt dat het spitsroede lopen is omdat het een boek is dat een heel innerlijk blootgeeft. Alles mag gevraagd worden, maar ik ga er misschien geen antwoord op geven.’

‘Het heeft ook te maken hoe het überhaupt werkt in de huidige literaire wereld tussen schrijvers en lezers, waarin schrijvers ervoor moeten waken om in het gesprek niet nog eens een tweede boek naast het origineel te leggen. Wat ik erover zeg, gebeurt hier on the spot. Ik ben hier dus altijd minder dan mijn beste werk en niet meer. Vaak is de verwachting toch dat als je met een schrijver gaat praten, dat je dan iets ‘echts’ krijgt. Maar het echte, dat heb je al gekregen.’

‘Als ik echt iets eerlijks over incest en seksueel misbruik wil zeggen, dan moet het ook gaan over de mens en over het systeem waarin dit mogelijk is’

Over hoe het boek meer vertelt dan een individueel verhaal

‘Ik wilde in Vallen is als vliegen vooreerst onderzoeken wat het betekent om mens te zijn. Wat betekent het voor de mens die je bent als je een tijdlang geen zeggenschap hebt gehad – noch mentaal, noch fysiek - over wie je bent. Ik wilde zo dicht mogelijk komen bij wat onze menselijke waardigheid uitmaakt, ook van de personen die je zou kunnen wegzetten als dader. De algemene consensus is dat de waardigheid van de slachtoffers wordt aangetast, maar ik besefte in de loop van het schrijfproces dat het de daders zijn die hun waardigheid doorstreept hebben. In die denkbeweging begon ik ook te begrijpen dat de afschuwelijke dingen waar mensen toe in staat zijn, te maken hebben met hun visie op zichzelf. Wie zijn waardigheid ten volle ervaart, voelt niet de behoefte over grenzen te gaan.’

‘De vraag is hoe een systeem en samenleving in elkaar zitten waarin dit mogelijk is. Daders komen niet uit de lucht vallen met een psychische verminking. Die vervorming is ergens ontstaan in bepaalde maatschappelijke opvattingen over wie de baas is, wie recht heeft op aanzien, hoe de rolverdeling tussen mannen en vrouwen geregeld is, enzoverder. Dat wilde ik allemaal meenemen in het boek. Het mocht niet het psychisch omkeren van één casus worden, want dat vind ik niet interessant.’

‘Met mijn hakken in het zand en vechtend tegen dit verhaal heb ik het toch geschreven’

Over het ontstaansproces van het boek

‘Aan de ene kant wilde ik dit boek niet schrijven. Met mijn hakken in het zand en vechtend tegen dit verhaal heb ik het toch geschreven. Tegelijkertijd was er ook altijd een kracht aanwezig die erop aanstuurde om het wel te schrijven. Maar ik wist dat ik dat pas kon doen als ik als schrijver mijn schrijftechniek en –vermogen door en door ontwikkeld had en het inhoudelijk helemaal emotioneel doorleefd had. Zolang dat niet lukte op één van beide fronten, was het boek niet af.'

‘Ik wist: ik moet een nieuwe taal ontwikkelen’

Over taal vinden voor iets waar geen taal voor is

‘Het schrijven van dit boek was vaak koorddansen: ik wilde taal vinden voor iets waarvan ik in wezen denk dat er geen taal voor is omdat het zich niet in een wereld van taal afspeelt. En dus moest ik op zoek naar een nieuwe taal, of preciezer: de bestaande taal afstoffen en opfrissen en er zo gebruik van maken dat er iets mee te vertellen viel waarvoor er voorheen nog geen woorden waren. Om dat op gang te brengen ben ik gaan knippen in kunstboeken. Daarbij ontdekte ik dat er, door je hand zijn gang te laten gaan, zomaar figuren ontstaan die op slag kunnen veranderen in hun tegendeel. Een lieflijke en mooie bloem kan door wat weg te knippen zomaar een griezelig en akelig insect worden. Dat vond ik heel fascinerend.’

‘Ik schaam me bijna dat ik dit boek zo gul heb gelezen. Mag ik wel genieten van taal als het over zoiets verschrikkelijks gaat?’

Over de dubbelheid die lezers bij het lezen ervaren en het taboe in de literatuur

‘Ik ben er heel tevreden over dat het hier en daar gelukt lijkt om momenten van schoonheid op te roepen, al is het dan alleen maar in taal. Het was opnieuw zo’n aha-erlebnis toen ik een fotootje maakte van wat donkerblauwe schetsen op papier en dat in een simpel programmaatje op mijn mobiel in het negatief klapte. Opeens spatte de blauwe inkt van het helderste en zuiverste goud – het werd later trouwens de cover van het boek. Dat iets wat heel donker is, door een simpele bewerking toch licht geeft, toch iets moois wordt en een soort van weelde biedt, dat opende mijn ogen.’

‘Die ontdekking hielp ook omdat ik ging schrijven over een ingewikkelde thematiek die, hoewel we er vrij lijken over te praten, toch nog behoorlijk taboe is, zeker in de literatuur. Alsof het, wanneer het gaat over incest en seksueel geweld, geen literaire waarde meer kan hebben en alleen kan leiden tot gevoelsexplosies waarmee je beter naar de therapeut kunt gaan. Dat is een soort vooroordeel dat heerst in de literatuur, maar ook bij mij. Daar doorheen geraken was een langdurig en moeilijk onderdeel van het schrijfproces.’

‘Misschien had ik de lezer evenzeer nodig als de lezer mij’

Over de rol van de lezer tijdens het schrijven

‘Of ik aan de lezer gedacht heb tijdens het schrijven? Niet in die zin dat ik hem zou willen pleasen, maar ik spreek de lezer wel aan. Dat is een wat stoffig procedé, maar in dit ingewikkelde boek bedacht ik dat de lezer af en toe wel zou willen weten wat er hem achter de hoek te wachten staat. Dat ik als het ware aankondig dat er een lastig stuk aankomt waar ik zelf zenuwen voor heb en de lezer uitnodig om me te vergezellen - ‘en nu gaan we de donkerste kamer binnen’. Waarbij je je kunt afvragen of ik de lezer zelf niet even hard nodig heb als de lezer mij.’

‘Je bent ergens geweest waar niemand anders naartoe wil, en je komt terug met een verhaal dat niet gewenst is’

Over hoe de maatschappij kijkt naar verhalen van slachtoffers

‘Het komt de samenleving heel goed uit om het taboe rond seksueel misbruik en incest in stand te houden en dit soort verhalen weg te duwen als ongewenst. Marga Minco heeft het in Het bittere kruid over het taboe van teruggekeerde joden die na de oorlog merkten dat hun bezittingen ineens bij de buren stonden te schitteren en dat niemand zat te wachten op hun verschrikkelijke verhalen. In zombiefilms zie je het ook vaak dat als iemand sterft we dat allemaal heel akelig en verdrietig vinden, maar als het eenmaal zo is, moet die dode niet terugkomen en zeggen hoe het er aan de andere kant uitziet! En dat is het precies: je bent ergens geweest waar niemand anders naartoe wil, en je komt terug met een verhaal dat niemand wil horen. De eerste beweging die dan gemaakt zal worden, misschien ook door jezelf, is het terug te dringen.’

 

Over deBuren Boekt

In de reeks deBuren Boekt brengen we Vlaamse en Nederlandse auteurs samen met een kleine groep lezers voor een diepgaand gesprek over één boek. Lees hier meer over deBuren Boekt.

Alles bekijken