Heel onverwacht werd mijn wijk in het boek De (ver)wording van de jongere Dürer (1978) genoemd en zelfs een beetje beschreven. Het overdonderde mij. De Bijlmer. In een roman. Van Leon de Winter. De hoofdpersoon wachtte op station Bijlmer op de trein. Hij was er maar even. Ik geloof dat het maar een alinea duurde, maar de tekst deed iets met mij. Na alle eindeloze beschrijvingen van de binnenstad, de grachten en de mensen in Zuid, bevond ik me nu in een roman op de plek waar ik elke ochtend de metro naar school pakte. De roman was mijn wereld binnengestapt.
Ik was in die tijd fan van Leon de Winter, met de nadruk op ‘in die tijd’. De Winter wijdde weinig woorden aan de Bijlmer, zei helemaal niets over haar inwoners of geschiedenis, was er waarschijnlijk niet echt in geïnteresseerd, want zijn wereld was er een met meer luxe en allure, met Porsches en dure pakken.
Hij deed het in mijn herinnering af met een korte beschrijving van de directe omgeving van het treinstation. Maar de scène maakte alsnog een enorme indruk op mij. Ik herlas de alinea opnieuw en opnieuw. En hoe gek het ook klinkt: ergens was het een bewijs dat mijn wijk bestond, dat mijn buurt het waard was om genoemd te worden in een roman van een vooraanstaande schrijver, dat die plek als decor kon dienen voor een groots verhaal. Ja, dat mijn wijk bestaansrecht had en niet onbeduidend was. In een tijd waarin iedereen de Bijlmer omlaaghaalde in de media, de buurt een getto zonder toekomst werd genoemd en de politiek het woord ‘sloop’ steeds in de mond nam, werd mijn wijk in een heel andere hoedanigheid genoemd: als decor – hoe beperkt ook – in een roman van mijn schrijfheld. En ja, ik weet het: een kinderhand is gauw gevuld. Zeker die van een onzichtbaar kind.
Overigens heb ik toen geen moment gedacht: ik ga een roman schrijven over de Bijlmer en een jongen die daar opgroeit. Ik was toen niet zo ambitieus. Ik was al blij, net als mijn hoofdpersoon in Wees onzichtbaar (2017), dat het me gelukt was het vwo af te ronden en ik me kon inschrijven aan de universiteit. (Er was toen overigens al wel een zwak stemmetje in mijn hoofd dat zei: ik wil ooit schrijver worden.)
Het gaat volgens mij niet alleen om lezen over je eigen wijk of woonplaats, want literatuur vermag veel meer. Lezen gaat ook over kennismaken met werelden die je niet kent, over je verplaatsen in mensen met wie je op het eerste gezicht weinig gemeen hebt.
Na het winnen van de Inktaap dit jaar – een prijs die mij dierbaar is omdat ze toegekend wordt door middelbare scholieren – voor mijn roman Wees onzichtbaar, kwam er een jongen uit Zeeland naar me toe. Hij was lid van de kernjury. Hij had mijn boek gelezen en erop gestemd. Hij zei: ‘Ik ben pas zestien jaar, maar toen ik uw boek uit had, had ik het gevoel dat ik een tweede jeugd had beleefd.’ Een andere jongen, uit Limburg, ietwat verlegen, zei op zachte toon: ‘Ik heb veel boeken gelezen, maar nooit gingen boeken over een kind zoals ik. Altijd waren kinderen zoals ik onzichtbaar. Door dit boek zag ik mezelf eindelijk en voelde ik me zichtbaar.’ Dit raakte mij. Zulke opmerkingen leren mij namelijk dat een jongen uit Zeeland of Limburg zich kan verplaatsen in een jongen uit de Bijlmer met een heel andere achtergrond.
Hoe dat komt? Mijn hoofdpersoon worstelt op de middelbare school met dezelfde dingen als veel leerlingen nu: verwachtingen van ouders, de druk om erbij te horen, gepest worden, keuzes maken voor de toekomst, verliefd worden, afgewezen worden, vriendschappen sluiten en verliezen. En soms vertwijfeld zijn, geen idee wat je moet doen om vooruit te komen of te ontsnappen aan je zorgen. En dan weer voetballen met vrienden, gamen of een goed boek lezen. Het is de kracht van herkenning die de wereld van een Bijlmerjongen toegankelijk maakt voor jonge lezers uit andere delen van Nederland.
Ik leerde die dag nóg iets, tijdens de uitreiking van de Inktaap. Ik leerde dat het heel goed werkt om leerlingen te laten debatteren of discussiëren over hun favoriete boek. Laat leerlingen met elkaar in debat gaan. Laat ze argumenten formuleren en vurige pleidooien houden. Die leiden namelijk tot de analyse van de kracht van boeken en kunnen zorgen voor een verdieping van de leeservaring, waardoor het boek nog meer beklijft. Laat leerlingen hun favoriete passages voorlezen. Het zal leiden tot nieuwsgierigheid bij hun klasgenoten. Leerlingen nemen van niemand zoveel aan als van elkaar. Als een van hen een gloedvol betoog houdt over een lievelingsboek, zal dat pleidooi leiden tot interesse en leeslust bij de anderen.