drie gesprekken aan een plein in een stad in lockdown
I.
je zegt dat ik ze in de zomer moet leggen
wanneer ik met mijn boeken natgeregend
mijn kleren doorweekt van mijn kapotte fiets
wanneer ik vraag om zeg je dat het bijna
klinkt als een verslag en dat ik meer moet dansen
gewoon thuis je hoeft daarvoor niet buiten
tango polonaise postume wals desnoods alleen
misschien een hangmat kopen ook mezelf meer
in de zomer leggen want mijn mondhoek trilt
praten helpt zeg je tegen de muizen
in mijn hoofd in ieder geval
het ook eens van een andere kant
en vooral toch ook meer buiten komen
want wij dat tussen ons toch even nu
meer afstand ook misschien en ik
luister en ik zwijg en ik luister en ik zwijg en
II.
we spelen scènes na
uit films die we niet zagen
die we planden die we ooit nog
staan met opgerekte armen
weten niet meer hoe te walsen
blijven leeg
het plein tussen ons in zwelt op
ik wijk hou op
plaats in te nemen
ook dat is revolutie zeg ik
III.
en weer hangen wij
aan de rand van een gesprek
jij somt pleinen op en straten
telt ramen lampen ik de dagen
waarop we elkaar niet raken
hier is het feest zeg jij
maar het theater en het plein zijn leeg
auto’s staan op rust
hier wordt niet meer gedanst
bijna is het stil wanneer we zwijgen
horen hoe de stad zich uitrekt
en het plein in miniatuur
in ons verdwijnt