Een meerstemmige symfonie uit Friesland
0.
De danser zegt: Ik noem mijn moeder mijn eerste land. Als iedereen hun moeders baarmoeder als eerste thuisland zou beschouwen, en de geboorte als migratie, dan zijn we allen migranten.
1.
Jopie zegt: Hoe kleiner de wereld, hoe beter ik me voel. Het riet om mij heen, dan is het kwade de wereld uit.
2.
Je vertrekt, voor de zoveelste keer. Je hebt een wagen gehuurd en gaat rijden over lange autostrades, langs rafelranden, velden, minuscule dorpen, braakliggende terreinen. Je hart klopt snel, je borstkas kriebelt alsof er insecten in rondwaren. Je denkt aan Brussel, je thuisstad. Je leest hoe de stadsmens teruggebracht wordt tot een consumerend wezen, levend in een ‘nergens’. Je leest hoe de verbondenheid met één fysieke plek een voorwaarde is van een goed leven. De stad lijkt in jouw leven niet langer een plek, eerder een conditie, een toestand. Je lichaam is al weken aan het tintelen, je hoofd al dagen aan het bonken. Je vertrekt, deze keer richting het Noorden, naar Friesland. Hier komen jouw voorouders vandaan. Hier liggen een deel van je wortels, in Lemmer, hoorde je van zeggen. Je bent hier nog nooit geweest. Om je heen zie je weides, het regent, uren verstrijken, mist trekt op, alles om je heen wordt wit.