Huiselijk geluk
We zaten op campingstoelen op een vaalgroene ondervloer, die in de verte deed denken aan het versleten tapijt van een Amerikaans snelweghotel en toostten op ons nieuwe huis. We wisten nog niet dat het jaren zou duren voor het stof dat we hadden doen opwaaien weer zou gaan liggen. Daar, op dat moment, ontdekten we dat de zon ’s avonds over het huis heen draaide en naar binnen viel door het gekleurde glas van de ramen die de eetkamer scheiden van het wilde groen in het hof en dansende lichtvlekken wierp op de muur, alsof er een laagje water opgesloten zat in het kwetsbare glas-in-lood dat een eeuw van opeenvolgende eigenaars en huurders overleefd had, en nu in onze schoot geworpen was.
*
Huizen bestaan in vele soorten en maten. Ik was eens in een huis als een liefdesbrief, opgetrokken uit roze marmer. Een ander huis was een geheim, een verborgen interieur achter een onopvallende gevel met een blanco deurbel. Weer een ander presenteerde zich als manifest, de ideeën over de architectuur spraken duidelijker dan de manier waarop je de woning het best zou kunnen gebruiken.
Deze zomer was ik in Parijs. Ook hier bezocht ik huizen. Ik probeerde me voor te stellen hoe ze hun vorm hadden gekregen, welk leven zich erin afgespeeld had en wat die twee met elkaar te maken konden hebben.
*
In een Parijs’ binnenhof in het 16e arrondissement staat een villa. Het is een hagelwit bouwwerk aan het einde van een weggetje middenin een huizenblok en je vindt het alleen als je ernaar op zoek bent. Zijn ontwerper noemde het een laboratorium, maar de bewoner vond het meer een gedicht. De naam van deze bewoner was Raoul la Roche en hij was een Zwitserse bankier. Hij had architect Charles-Édouard Jeanneret gevraagd om een huis te ontwerpen voor zijn kunstverzameling. Maar in plaats van een kader voor zijn collectie, was het huis een kunstwerk op zichzelf geworden, en nu wist hij niet hoe hij zijn kunstwerken op kon hangen zonder het huis te verstoren.
In de jaren twintig van de vorige eeuw waren ze bevriend geraakt in de Zwitserse kringen in Parijs. De jonge architect, die zich niet veel later Le Corbusier zou gaan noemen, had nog niet veel gebouwd en hij had de vrije hand die hij van de rijke bankier kreeg bij het ontwerpen van diens woning aangegrepen om zijn dromen om te smelten in staal en glas. Hij noemde het huis een promenade architecturale, een route van indrukken en uitzichten die zich pas openbaart bij het gebruiken van het huis. Een gestolde beweging die de bewoner bij het doorkruisen van de ruimtes telkens opnieuw tot leven wekt.
Op dinsdagen en vrijdagen was de collectie te bezichtigen. La Roche kon zich op deze momenten in zijn privévertrekken terugtrekken, zo was het huis ontworpen, en ik vraag me af wat hij op deze dagen deed. Zag hij op tegen de momenten dat het slot van de voordeur ging en trok hij zich schuw terug? Of hield hij van het wekelijkse ritme van vreemde voetstappen die hun sporen trokken door zijn huis?
Bij een bezoek aan de woning kom je weinig te weten over Raoul la Roche. Zijn nalatenschap bestaat uit een kunstverzameling en een huis, maar de sporen zijn die van de architect, niet die van zijn bewoner. Na zijn dood werden de kunstverzameling en het huis van elkaar gescheiden, maar de manier waarop ze samenkwamen is behouden in foto’s. Op een daarvan zie je de slaapkamer. In de hoek van de ruimte staat op een donkerglanzende vloer een eenpersoonsbed. Boven het bed hangen drie schilderijen. Puristische stillevens, een gitaar en fles op een tafel. Klare vormen, zonder opsmuk, net als de ruimte zelf. Even geruisloos als het leven van hun eigenaar.
*
Wonen doe je alleen. Het woord ‘samenwonen’ impliceert iets anders, alsof er in ieder geval een subcategorie van wonen bestaat die gedeeld is, maar dat is misleidend. Ik bewoonde andere huizen dan mijn huisgenoten, ik bewoon een ander huis dan jij. De sporen die ik trek, de manieren die ik zie om het huis te gebruiken, waar ik mijn hand neerzet als ik de trap beklim, de hoek waaronder ik de tijd kan lezen op de kerktoren in de verte, wat ik hoor in het kraken van de vloer bij de slaapkamerdeur; de manier waarop het huis zich plooit om mijn dagelijkse patronen, dat is een individuele aangelegenheid.
Ik ben goed in wonen. Mijn huizen passen mij zoals een poes haar ruime vel.
*