Ask Aska, ask her
Dan Afrifa
Mijn doel was om vóór de laatste avond in Parijs een nieuwe mannenvriend te vinden. Dan zouden we samen biertjes drinken en de finale van het EK-voetbal kijken. Al op mijn eerste avond schonk ik wijn in voor een mederesident met een vergelijkbare migrantenkindhistorie, geldzucht en schrijfaspiratie. Onze gedeelde grond leek vruchtbaar voor een vriendschap, al groeit hechting niet uit herkenning alleen. Bovendien identificeerde Aska zich als een vrouw.
In ons volgende onderonsje vroeg ze waarom ik me blindstaarde op mannenvriendschap. Zij zag meer: dat ik tegelijk hoopte en haatte op hechting. De dag erna vroeg ze me mee een EK-kwartfinale kijken met haar Parijse vrienden. In de metro voelde ik me het nieuwe jongetje dat door zijn buurmeisje werd voorgesteld aan de buurt. Na de wedstrijd gingen we met z’n allen uit eten. Aska zat naast me, we deelden escargots en ik dronk haar laatste glas rode wijn op.
In die dagen hief ik continue het glas met nieuwe tafelgenoten. De zoektocht naar mijn vriend hield me weg van mijn bureau. Tot ik Aska’s tekst proeflas, en me hechtte aan haar proza. Ik dacht: zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt een mens zijn medemens. Ik dacht echter niet dat de eerdere feedback, over mannenvriendschap, zou aanzwellen tot een terechtwijzing over onoprechte, gemakzuchtige misogynie. Volgens Aska klonk ik als een oude, witte man.
En ik maar denken dat we vrienden waren. Ik trok me terug aan mijn bureau en nam me voor alléén nog over mannenvriendschap te schrijven. Maar op de een of andere manier vulde mijn schrift zich met introspectie en beschouwingen over het nut en nadeel van hechting. In Parijs vond ik ondertussen wel een man die bier met mij wilde drinken en voetbal kijken. Helaas liet hij me zitten, net zoals de Nederlandse mannen in de halve finale van het EK.
Op de finaledag voelde alles verloren. De kritiek die zich niet meer liet negeren bracht me aan het wankelen, en ik morste druppels bier op de zoveelste versie van mijn mannenvriendschapverhaal. ’s Avonds vroeg ik Google Maps om Parijse cafés met tafels voor één. Maar eenmaal in de metro ontving ik een bericht: waar was ik, en of ik wel wist waar ik moest zijn?
Na de wedstrijd hing er vuurwerk boven Parijs. De Fransen vierden 14 juli, en twee Nederlanders schreven een gesproken conclusie over te veel en te weinig hechten aan nieuwe mensen.
Hierna werd het contact functioneler, geheel conform de klassieke mannenvriendschap. Zo ontving ik later in de zomer een kortverhaal van haar. Na mijn proeflezing zei ze dat ze de moed had gekregen om een redacteur te mailen. Inmiddels mailt ze hoofdstuk na hoofdstuk naar haar gerenommeerde uitgever. Zelf schreef en publiceerde ik columns in de zomer, waarvan één getiteld: Wellicht was ik in mijn vorige leven een oude witte man. Aska’s reactie: bier- en voetbalemoji’s.